Fietsvakantie van Wenen naar Boedapest 2017

Fietsvakantie van Wenen naar Boedapest

Wisseldag (6 juli 2017)

De Duitse jongen tegenover ons wil de rest van zijn leven delen met het meisje met de sproeten dat naast hem zit. Met grootse armgebaren schetst hij haar een leven dat nog wel heel erg ver in de toekomst ligt. Ik zie aan haar blik dat zij met haar gedachten niet verder komt dan de komende nacht. Haar gelukzalige glimlach in een open gezicht vol bruine stippen is prettig is om naar te kijken. Ik moet wennen aan de combinatie met alle tattoos waar haar rest mee is bedekt, het is als een uit de hand gelopen mandela. Toch vind ik het wel wat hebben. In Nederland lopen we zo te teuten over een paar streepjes en rondjes, terwijl dit meisje zich al jaren geleden vol heeft laten prikken.

B en ik hebben pas laat in de gaten dat deze trein een heel andere route volgt dan gepland. Nederland heeft een paar fikse wisselproblemen waar zelfs internationale treinen hinder van ondervinden. En zo gaan we niet langs Arnhem, maar langs Eindhoven en gaan we niet naar Düsseldorf waar wij de nachttrein willen pakken naar Wenen, maar naar Mõnchenhladbach waar we kunnen overstappen. Op school bakte ik helemaal niet van Duits, maar onlangs kwam ik erachter dat Duits gewoon Nederlands, alleen anders uitgesproken. Ik kan nu net zo snel Duits spreken als mijn moederstaal en ik hoef nooit meer naar woorden te zoeken. Ik versta alleen niet wat men terugzegt, maar dat kan B weer. Samen kunnen we de hele Duitssprekende wereld aan en halen het overstappen op onze sloffen.
Er is zelfs tijd om een poosje tussen de Düsseldorfse straatslapers te vertoeven voor het station. B is nog zo moe van alle oorkondes en certificaten in ontvangst nemen gisteravond en o ja, ook nog een diploma natuurlijk, dat ze zin heeft om er tussen te gaan liggen. Ik leid haar af. We steken onze voeten in de fontein, een plaatselijke gewoonte en bespreken een belangrijke kwestie. B had zouthonger en heeft op het station een pak zeezout aangeschaft en een komkommer om het op te doen. Hoe krijgen we dat pak weer fatsoenlijk dicht en gaan we het echt de hele tijd meeslepen? Kunnen we straatslapers blij maken met zout of zouden we ze beledigen?
We vragen het aan Egbert die we in Utrecht tegenkwamen en op wie we onmiddellijk verliefd werden. Egbert geeft licht, Egbert mag mee op deze reis. We gaan fietsen, voornamelijk langs de Donau. We starten over twee dagen in Oostenrijk en als alles volgens plan verloopt, komen we een week later aan in Budapest, de stad van de zigeunermuziek en nog een paar andere dingen. Maar eerst nog twee dagen Wenen, prinsessenstad met praal en zwier, maar ook stad van een prachtig jazzfestival. Zover is het nog niet, we moeten nog een nacht in een coupé met een sociologe die zich verheugt op de terugkeer naar haar geboortestad en ons aanraadt het Donaukanaal te bezoeken. De kleine Indiase steward maakt het af met zijn whiskeygrappen. Ik denk dat hij commissie krijgt als hij ons wat verkoopt. Hij moet veel moeite doen om onze bedjes in orde te krijgen, maar dan ziet het er ook zo heerlijk uit dat we ons gedwee als kippetjes in het nachthok laten drijven. We knippen Egbert aan en laten de Duitse nacht vallen. Zou deze trein ook ergens anders naar toe gaan dan gepland? Dat zien we morgen wel.

Zangzaad voor mensen (7 juli 2017)

Op een regenachtige dag in de lente heeft een gewichtige Weense ambtenaar opdracht gegeven voor de inkoop van drieëndertig ton houtsnippers. Deze zomer worden honderden medewerkers van de plantsoenendienst ingezet om de aarde in Wenen ermee te bedekken. De snippers zijn gedrenkt in een mengsel van olijfolie, schijfjes zure mango’s en overrijpe uien en het is drieëndertig graden. We zien menig toerist bedwelmd raken en even tussen de struiken plaatsnemen, wat ze beter niet kunnen doen.
Dacht ik gister nog aan Wenen als prinsessenstad, vandaag ervaar ik haar als een warme, betrouwbare metropool. Ze is er gewoon als wij de trein uitstappen. Dan omdat ze in de loop van enkele luttele eeuwen een overvloed aan prachtige bouwsels bij elkaar heeft verzameld. En tenslotte omdat ze niet zenuwachtig wordt van vreemde mensen en onnozele ambtenaren.
De Stefansdom staat rustig in het midden van de inner Stad, laat alle mensen binnen die daar behoefte aan hebben en laat ze ook weer gaan als ze genoeg heiligheid hebben opgenomen. Of genoeg koelte om weer een tijdje drieëndertig graden te kunnen verdragen.
Ik moet er trouwens wel weer even aan wennen, aan deze temperaturen. Ik ga er langzaam van lopen, wat goed is voor het kijken, want er is zoveel te zien en het helpt ook tegen het omvallen, nu de trein nog in mijn evenwichtsorgaan zit. We kopen een zakje zangzaad voor mensen van een aardige jongeman met een staart in zijn baard en merken dat het helpt.
Als we na een grondig bezoek aan de inner stad het Donaukanaal (de treinsociologe had gelijk, het is hip met de strandjes met echt zeezand, cocktailbars en een voetbalkooi dat boven het zwembad zweeft) aflopen, zijn we zo moe dat we ons laten vallen op het Hundertwasserterras. Hier wordt de scepter gezwaaid door een energieke serveerster die over het terras vliegt om alle gasten binnen de target van zeven seconden van drankjes te voorzien. Ze is zo dun als Twiggy uit de jaren zestig, maar ze heeft een moderne kop met oorlelgaten waar je doorheen kan kijken. B en ik genieten van haar en het uitzicht op het Hundertwasserhaus. Net als ik bedenk dat het haus eigenlijk wel een wasbeurt verdient, begint het te regenen. De eerste druppels verdampen onmiddellijk op de hete grond, maar na een poosje worden de stenen echt nat en geven ze die typische natte stenengeur af die zelfs de snippers een tijdje wegdrukken. Twiggy heeft razendsnel op een knopje geduwd waarna zich een gigantisch scherm boven het terras ontrolt.
Mijn mobiel gaat. Donau toeristiek belt me terug en meldt dat ze onze fietsen vanavond al in het hotel zullen bezorgen. Zie je, alles lukt met dat Duits van mij.
Langzaam lopen we terug naar het centrum, langs het stadspark met de bomenknuffelaars, over de boulevards met H&M’s die eruit zien als Pradawinkels. We kruisen een stoet snelwandelende mensen die allen in het rood gekleed zijn. Ik realiseer me dat ik er best aardig bijpas met mijn polkadots en wandel een poosje mee tot we moeten afslaan voor de Wiener Staatsoper. En dan worden we voor het eerst een klein beetje teleurgesteld. Dit belangrijke gebouw dat de parel van de stad zou moeten zijn, waar duizenden fantastische artiesten optreden, waar Mahler en Karajan de scepter hebben gezwaaid, de beroemde debutantenbals worden gehouden, ziet er van buiten uit als een ambtenarengebouw waar verkeerde inkoopbeslissingen worden genomen.
Groot is het wel. Morgen maar eens van binnen bekijken. De fietsen mogen vast mee.

Captain Auto (8 juli 2017)

B en ik zijn omafietsen gewend en fietsen graag rechtop. De chef-kok en Franz, de ferme receptionist van NH Hotel Danube, zijn geruime mee bezig met onze wensen, maar helaas zonder succes. Om drie uur vanmiddag kunnen we ons bij Captain Auto langs de Donau laten helpen en tot die tijd moeten we ons gewicht opvangen op de polsen, slecht zicht op de weg en inefficiente spier-energie overbrenging accepteren. We moeten er ook echt even inkomen, fietsen in dit deel van Europa. Op weg naar het slot van Schönbrunn raken we steeds verdwaald. Dat komt vooral door dat steeds moeten oversteken van de Donau die zich niet logisch door de stad beweegt en bovendien een eiland heeft en zij-armen zodat je niet weet of je al genoeg bent overgestoken.
We passeren een vader met drie lange zonen, allevier met van dat dikke blonde haar dat recht omhoog groeit. Er hoort ook een moeder bij. Ze heeft haar schort nog om en moet steeds een stukje bijhollen om ze niet uit het zicht te verliezen. Als we iets verder door fietsen, zien we de vermoedelijke bestemming van dit gezin: het techniek museum.
Pas na lunchtijd komen we aan bij het gele Schönbrunn slot, dat erg goed in de verf zit. Ik stuur subiet een mail naar de gemeente Wenen in mijn beste Duits. Als ze hier willen dat de toeristen geloven dat iets oud is, moeten ze het wel een béetje laten bladderen.
Het slot is omringd door een enorme tuin met de gebruikelijke dwaalhoven en rozenhagen. Ik verdenk Napoleon ervan dat hij die lelijke kanlangolees heeft laten planten. Napoleon was kleurenblind en liet zijn opperhovenier alle kleuren door elkaar planten. Sissie was toen allang dood natuurlijk, maar anders had ze het waarschijnlijk toch niet in de gaten gehad, de mooie vorstin schijnt voortdurend op de vlucht te zijn geweest voor haar ongeluk.
Gedurende de hele dag wordt ons spontaan hulp aangeboden door mensen die ons zien worstelen met kaarten, op de stoep fietsen en naar de verkeerde kant kijken. Aan het eind van de middag, na een dag vol moois, denken we weer aan Captain Auto wat we nog steeds een rare naam vinden voor een fietsbedrijf. We hebben een rondje op de kaart waar het zich ongeveer moet bevinden. Wat we ook doen, we komen steeds bij dezelfde dam uit waar we niet verder kunnen. Een behulpzame Ween gaat zijn auto halen en rijdt langzaam voor ons uit. Dan zien we een houten uitspanning ”Kapt’n Otto” waar twee bejaarde bierdrinkers en de kordate eigenares ons op alle manieren proberen te helpen, maar de fietsenmaker is al naar huis en heeft geen zin om terug te keren. Als we hem bellen, doet hij net of we een verkeerd nummer hebben gedraaid.
Geeft niets, onze polsen zijn inmiddels sterk genoeg om ons naar een van de hippe cocktailstrandjes aan het Kanaal te brengen. Wat is het daar gezellig! Vrolijke Wener hippies laten hun benen bungelen boven de Donau en nuttigen hun meegebrachte biertjes. We zippen en knabbelen en zien de zon langzaam verdwijnen.
Verzadigd fietsen we terug naar het hotel. Het is bijna volle maan. Op het midden van de Karlsbrucke stoppen we om in de donkerblauwe Donau te turen. Vijftien witte zwanen dobberen met hun koppen achterstevoren in hun rug gestoken. De deining van de Donau heeft ze in de vorm van een hart gegroepeerd.

Storm en edelweis (9 juli 2017)

De regenstorm verrast ons toch op de dam van 51 kilometer door het nationaal park langs de Donau. We hebben net een goede lunch genoten bij uitspanning ‘die Rechnung’ en zagen de bui wel hangen, maar dachten ervóor te kunnen fietsen. Een verlaten schuurtje met een piepklein afdakje biedt uitkomst. Dicht tegen de muur gedrukt hopen we dat het snel overwaait en nodigen andere fietsers uit ons te vergezellen. We eindigen met een Duits echtpaar, twee Chineze vrienden en een bejaarde man met hond, meer mensen passen er niet onder het afdak. We spreken elkaar bemoedigend toe, hopen in alle talen van de wereld dat dit gauw ophoudt en zingen een paar keer de Internationale.
Dan bespreken B en ik het deel van de ochtend waar we niet durfden af te stappen. Zes kilometer lang senioren naaktstrand aan de Donau. Steeds weer stonden er geirriteerde mannen met hun handen in hun zij voor ons op het pad en deden of ze ons wilden tegenhouden. Misschien waren we weer eens op een wandelpad aan het fietsen.
We waren blij toen het pad omhoog ging, de blote bejaarden op waren en een ijscokar in ons zicht verscheen. De jonge joegoslaaf achter de bolletjes was ook blij óns te zien en schepte onze horentjes vol. Na het afrekenen haalde hij diep adem, trok zijn shirt uit en reed duidelijk met tegenzin met zijn kar het talud af.
Na een halfuur gaat de wind liggen en zijn de wolken leeg. We fietsen verder, snoeihard door de warme plassen op de dampende dam en kijken naar de ingenieuze kabelbaan over de Donau waarmee sportieve jongeren kunnen waterskieën. Zoveel beter dan die scheurende boten, ik hoop dat de uitvinder een miljoen heeft gekregen voor dit idee.
Ik wil trouwens ook een miljoen verdienen met mijn idee. Gelkussentjes die je op elk fietszadel met klittenband kunt bevestigen. Je kan ze binnenkort in drie maten bestellen in mijn webshop www.nooitmeerzadelpijn.com. Het zou niet nodig moeten zijn, want waarom niet meteen op alle fietsen een lekker zittend zadel bevestigen? Maar de realiteit is nu eenmaal spijkerhard.
B en ik zijn gelukkig goed in staand en zittend op de bagagedrager fietsen, anders waren we misschien niet zo vrolijk aangekomen in Bratislava. Vermoedelijk wel snel vrolijk geworden, want Bratislava overtreft alle verwachtingen. Wat een geweldige stad is dit met mooie bouwsels, een historisch autoloos centrum vol betaalbare nachtclubs, restaurantjes, levende muziek, flanerende paartjes, meisjes die op de toonbank dansen. Het verschil met Wenen is dat daar alles gesloten deuren gebeurt, hier zijn alle deuren open en kan iedereen meegenieten. Leve Bratislava!

Keuzestress (10 juli 2017)

Hotel Devin heeft grote, lege zalen met Oostblok kroonluchters en schenkt champagne bij het ontbijt. Onze bedoening op de bovenste etage heeft twee balkons met uitzicht op de Donau en genoeg ruimte om yogalessen te geven. B en ik proberen dit te plaatsen.
Eigenlijk heeft Slowakije nauwelijks een historie als zelfstandige natie. Bratislava heette vroeger Pressburg en was eeuwenlang de uitvalbasis van Hongaarse koningen en koninginnen als die weer eens door de Turken uit Buda waren gejaagd. Sinds ze zichzelf heeft uitgevonden in 1993 is Slowakije bezig met de ontwikkeling van een eigen identiteit. Vandaag gaan we zien of dat al een beetje gelukt is, vandaag passeren we de grens met Hongarije.

Vandaag hoeven we minder ver, maar het is wel vijfendertig graden. We zijn blij met onze versnellingen, de keuzestress nemen we voor lief. B’s gezichtje kan de hitte evenwel niet meer afvoeren, ze heeft knalrode wangen. Als ik naast haar fiets zie ik haar heel scherp tegen een achtergrond die juist nep lijkt, het is net een actiescène in een jaren vijftig film.
We stoppen bij een meertje waar mensen van alle leeftijden aan het zonnen en baden zijn. Naakt en bedekt ligt hier vredig naast elkaar. Ik trek mijn bikini aan en loop het water in. Ik hoef niet te wennen, ik hoef me alleen maar te laten zakken en af te zetten. Groene visjes met rode staartjes zwemmen voor me uit en wijzen me de weg naar een tak die boven het water hangt met een rood touw eraan. Ik kijk om me heen, er is geen kip die op me let. Ik grijp het touw en trek me op, het gaat verbazingwekkend moeiteloos. Langs de knopen als treden klim ik omhoog. Met een kleine kniebuiging krijg ik het touw in beweging. Traag gaat het van links naar rechts, steeds hoger en hoger. Het gekraak van de tak overstemt gelukkig mijn ieeeee iejoeiejeeeeee. Ik krijg er geen genoeg van, maar de vissen wenken onverbiddellijk. Ik laat het touw los en zwem terug naar B die net broodjes met bonenkiempjes heeft bedekt.
Na de lunch vallen B en ik in coma. Als koele windvlagen ons wakker kussen, blijken de badgasten te zijn vertrokken. Donkere wolken zijn ervoor in de plaats gekomen. Snel springen we op onze fietsen. Vlak voor de Hongaarse grens zien we een stube en net voor de eerste druppels vallen, zijn we binnen. De tent zit tjokvol vrolijke Slowaken met grote pullen bier, we passen er nog net tussen. Een kleine rode Slowaak die ons steeds de hand schudt, laat het zich zo vaak smaken dat hij gestut moet worden door zijn vrienden.
Het wordt later en later, we zijn pas op de helft van de tocht. Net als we denken dat het niet meer goed gaat komen, wordt het lichter. De Slowaken hollen naar buiten om sigaretten aan te steken en wij gaan verder, de grens over.
Het is voor mij sowieso al eng landen te bezoeken die niet aan de zee liggen, en nu we afbuigen van de Donau neemt mijn stress nog verder toe. Maar het komt allemaal goed, want onderweg helpen we een meisje met wielerpech. Ze woont in onze bestemming Mosomagyarovar en bereidt ons vast voor. Mosomagyarovar heeft thermische baden en bestaat uit masssagesalons, nagelstudio’s, artspraktijken, kappers, beautyzalen. Je kan jezelf op alle mogelijke manieren laten genezen, verbouwen, ontstressen. Voor een prettige, Hongaarse prijs kunnen we onze ganse corpus laten masseren. Of nemen we de fietsersmassage? B en ik slapen er nog een nachtje over.

Vandaag is zo’n dag (11 juli 2017)

De hongerige arend maakt handig gebruik van de ooievaar die ook boven de hete poesta vliegt. Door precies een etage lager in zijn vlucht mee te gaan, zien de lekkere hapjes de schaduw van de arend niet en voor de ooievaar zijn ze niet bang.
B en ik buigen ons over kleiner leven vanaf ons picknickkleedje ergens tussen Mosomagyarova en Györ. Bijen lijken hier nog niet schaars, ijverig vliegen ze van meeldraadjes naar stampertjes. Nepwespen zweven voor dezelfde paarse bloemetjes, maar het is onduidelijk waarom. Misschien genieten ze gewoon een beetje van de natuur, net als wij. B en ik proberen ze de neppaprika te voeren van mijn broodje, maar daar trappen ze mooi niet in. Ook de strenge Nederlandse cracker met pitjes die muurvast tussen je tanden gaan zitten kan ze niet bekoren. Dan denk ik eraan dat mijn zakken vol gele pruimpjes zitten die we onderweg hebben geplukt. Kijk, die vinden ze wel interessant. We laten er een paar achter en stappen weer eens op.
De weg door de kleine Hongaarse laagvlakte is wel lang en recht, de akkers niet altijd even afwisselend en de hitte verzengt al onze muzikale ideëen. Een paar keer meen ik in de verte een grote rivier te zien, maar telkens blijkt het een blauwgeverfd fata morgana huisje. Als er dan eindelijk echt water is, mag er alleen in gevist worden.
We staan een tijdje door de rimpelingen naar de vissen te kijken, het water ruikt naar licht gezoete komkommers. De verleiding is groot ons niets aan te trekken van bordje met het grote kruis door het zwemmende poppetje, maar de haken die hier worden uitgeworpen zien er akelig groot en scherp uit. Er hoeft maar één grapjas tussen te zitten. We nemen nog een diepe snuif en keren weer om naar de fietsen.
En zoals dat gaat, zijn we ergens in de middag toch opeens in Györ. Met de fiets aan de hand lopen we over prachtige pleintjes, langs dubbel uitgevoerde romaanse kerken, gotische torens en maanzieke gebouwen. De hitte heeft zich stevig in de stadsstenen vastgezet om nooit meer te verdwijnen.
Als ik later in het hotel de perfect Engels-sprekende Hongaarse schone van de receptie vraag waar we kunnen zwemmen in natuurwater, denkt ze even na en wrijft haar vinger onder haar neus. Dan vraagt ze of ik soms een soort club bedoel aan een heldere rivier met loungebanken met zachte kussens, waar ze ijskoude drankjes komen brengen als je uit het water komt? Waar ze ook lekkere Hongaarse hapjes hebben, waar de mensen relaxed doen, waar ze goeie muziek draaien? Ja, ja, ja, dat is precies wat ik bedoel en daar wil ik onmiddellijk naartoe!
Zo’n club is er wel, maar het is nogal ver, wat jammer dat we onze fietsen net hebben opgeborgen. Ik kan even niets zeggen. Opnieuw kijkt de receptioniste in de verte en wrijft onder haar neus. Dan vertelt ze dat er in Hongarije mannen bestaan met auto’s die je voor een paar honderd Forinth wegbrengen naar waar je maar wilt. Ze gaat er een voor ons bellen.
Soms krijgt een dag precies het juiste staartje. Vandaag is zo’n dag

Marvin (12 juli 2018)

Het meisje achter de bar in Böny draait haar langgerekte slavische ogen weg als B twee cappucino’s bestelt. Ze verdwijnt onder het barblad om weer naar boven te komen met twee zakjes oploskoffie. Als ze onze bestelling heeft versierd met slagroom zet ze de jukebox aan met buikdansmuziek.
Er zit veel afwisseling in de fietstocht vandaag. We komen door kleine, kleurige dorpjes, door bossen en langs landerijen, we passeren boerenkarren vol kinderen, een biokippenfarm en paardenfokkerijen. We moeten ons wel goed concentreren want de paden zijn grotendeels onverhard en hebben grote kuilen. Ik ben in de eerste tien minuten bijna alle blauwe bessen kwijtgeraakt die door een klein gaatje mijn fietstas uitdansen.
De dag begon met regen. Wijsgeworden hadden we HEMA regenjasjes in de fietstassen gedaan, speciaal voor deze tocht aangeschaft. Uitgepakt blijken het lange, doorzichtige zakken te zijn met vier gaten erin. B trekt er meteen een extra gat in waardoor haar jack veel wind vangt. De Hongaren lachen ons uit als we hier in rondfietsen. In mijn beste Hongaars vertel ik dat we helemaal uit Nederland zijn komen fietsen om bij hun asbest te verwijderen. Ze doen natuurlijk net of ze me niet verstaan, maar het lachen vergaat.
Het is nog best lastig manouvreren met de HEMA regenjas en die gaten in de weg. Als ik opveer uit een kuil en weer zonder na te denken terugbounce op het zadel trekt de jas wel eens strak. Ik word dan zo naar achteren getrokken dat mijn handen niet meer bij de handremmen kunnen. Ik overdenk een paar extra producten voor mijn webshop en misschien moet ik de naam wijzigen in www.comfifietsen.com.
Tegen de tijd dat we weer uitlopers van de Karpaten in het vizier krijgen houdt de regen het voor gezien en kan het plastic tenue terug in de fietstas. B ontdekt een frappant verschijnsel. Als je naar een berg toerijdt en je blijft er constant naar kijken, lijkt het of de berg zich zelf van je afbeweegt.
De weg gaat over in een hobbelpad over akkers. We zijn moederziel alleen met de vogels en de mieren. B zegt ‘Marvin’. Ik zeg ‘Gaye?’ B zegt ‘Hier?’ 

Kunnen we dit maken? Nee, natuurlijk niet, daar zijn we het gloeiend over eens. B vindt mijn rode JBL en stopt het onder haar snelbinder. Ik zoek in de playlist en zet de volumeknop op max.
Man, wat fietst dat lekker, die helende nummers keihard over de poesta. Ik weet niet hoeveel beestjes we in hun holletjes hebben gejaagd, maar twee plattelandsduiven krijgen er geen genoeg van. Steeds vliegen ze een stukje voor ons uit om dan in een sierlijke bocht weer terug te vliegen. Hun vleugelbewegingen gaan precies in de beat waar Marvin groot mee is geworden. Pas bij de eerste huizen van Komarom zetten we Marvin uit en vliegen de duiven terug naar hun familie. We wuiven ze na, maar ze kijken niet meer om.

Eindelijk weer de Donau. We steken over naar het Slowaakse deel Komarno. Prompt zien we weer mensen rollerskaten en zijn de vrouwen weer opgemaakt. Hotel Bow Garden is zo hevig versierd dat het echt een zooitje is. Helemaal vol met wingerds, fonteintjs, kerstverlichting, krullen en draperieën. Ruimte hebben ze hier genoeg, daarom zijn er twee bowling banen midden in de bar geplaatst. We voelen ons direct thuis.
Het is allang donker als we het oude centrum inwandelen. Er is weer genoeg te zien, torentjes, heldenbeelden, pleintjes, ijscowinkeltjes, bordelen. Of het nou aan de schaarse verlichting ligt of aan onze verzadiging, ik heb de hele wandeling het gevoel of het niet echt is, of deze stad verdwijnt als wij niet kijken. Terug in Bow Garden vragen we daarom maar een nummertje van Marvin aan.

Comfort (13 juli 2017)

‘Dear Jager,’ begint Csenge Böjte zijn reply op mijn mailvraag over de hydrofoil boot van Esztergom naar Visegrad. Jazeker, onze fietsen mogen mee.
Ik hoopte stiekem op een ander antwoord, want ik denk dat ik het heel eng ga vinden op die boot. Technisch is het reuze interessant, hydrofoil, de boot wordt bij hoge snelheid uit het water getild door de vleugels waardoor de weerstand afneemt en de boot nog harder kan. Er komen dezelfde principes aan te pas als bij vliegen. Leuke dingen om over na te denken, maar ik denk alleen aan deuren die vast hermetisch op slot gaan.
Voor vertrek vraag ik aan de kleine kapitein (pet, baard, tressen) of het erg hard gaat. Zijn felle oogjes lichten op. Jaaaaaa, het gaat loeihard, 67 kilometer per uur. Hij klopt even op het dak van de boot alsof het zijn paard is. B gaat rustig naar binnen en pakt haar boekje, terwijl ik mijn antivliegangst app op mijn mobiel paraat houd.
Uiteindelijk blijkt er niets engs aan de hydrofoil. De raampjes mogen gewoon open blijven, het lijkt in de verste verte niet op de scheurende watertaxi’s in Rotterdam, hydrofoil is juist gericht op comfort.
Het fietsen vandaag over de dam langs de Donau was ook al zo comfortabel. De temperatuur was precies goed, in de dorpjes passeerden we vrolijke Hongaren met armen vol flessen Kofola, we moesten regelmatig stoppen voor overstekende schapen en verderop leerde een vader zijn zoontje zwemmen bij een verlaten strandje. Bij de Romeinse overblijfselen was het pad bezwermd met krekels en de basiliek van Esztergom was tientallen kilometers van te voren zichtbaar om ons de weg te wijzen.
Alles was zo vredig, ik kreeg een diep inzicht dat ik nu vergeten ben. Het was iets met is en moet. Verder dacht ik na over zaken als de paprika, wat kleine peper betekent. De grote peper is lang geleden uitgestorven.
Ik vraag B wat ze ervan vindt als ik bonthoesjes voor de trappers aanbiedt in de webshop. Handig voor mensen die met teenslippers op fietsvakantie gaan en denken dat je beter van de fiets af kunt springen dan in de handremmen knijpen. B denkt niet dat mensen dat gaan kopen, maar B is zelf een praktische fietser. Ze vindt bijvoorbeeld ook dat je je fiets beter op de standaard kunt zetten dan tegen je dijbeen laten leunen.
We minderen vaart, de boot komt weer in het water, de kleine kaptein meert kundig aan. Voor we uitstappen steek ik mijn hoofd in zijn hut om hem te bedanken. Hij moet erom lachen, dit zal hem niet vaak gebeuren.
Visegrad blijkt een heel oud plaatsje te zijn met een ridderburcht en kerkjes uit alle eeuwen. Er is een heel bescheiden Palinkamuseum dat al gesloten is. Recht aan de overkant van de brede Donau ligt Nagymaros, dat er ook heel mooi uitziet, maar onbereikbaar is. Er is binnen tientallen kilometers geen enkele brug. Hoeveel contacten zullen er zijn tussen deze twee stadjes? Gaan de burgemeesters regelmatig bij elkaar eten of gebruiken ze hun mobiel? Hebben beide dorpjes een eigen school, een eigen koor, een eigen pastoor? Wat gebeurt er als de graanoogst mislukt aan de ene kant van de rivier en aan de andere kant is zat te eten?
We kiezen een restaurant aan de rivier uit met zicht op Nagymaros. Ze maken werk van hun alcoholloze cocktails en serveren goulash van wild in een uitgehold brood. Tijdens het nagerecht zien we bewegende lichtjes op de rivier. Met onze mobiel op verrekijkerstand zien we wat het is. Jongens in roeibootjes met een lampion op de steven. Aan de oever aan de overkant staan meisjes te wachten, ook met een lampion in hun hand. Iedereen weet dat je het beste verliefd kunt worden op je buurjongen, maar erg romantisch is het niet.

Modderbenen en zigeunermuziek 14 juli 2017

Ik vind een kilo kersen onder in mijn fietstas. Die hebben het een paar dagen flink warm gehad en smaken na een wasbeurt naar Palinka. Met deze hartversterkers aan het stuur durven we ondanks de windvlagen en de dreigende wolken op pad te gaan. De kortste weg naar kunstenaarsdorp Szentendre is door een nationaal park, de kaart laat één grote groene massa zien, dat wordt vast mooi.
Het Visegrader gebergte waren we even vergeten. We klimmen en klimmen. En klimmen en klimmen. In versnelling 1 gaat het niet snel, maar ooit worden de inspanningen een keer beloond, dus we houden vol. De bomen worden hoger, het pad wordt smaller. Het gaat harder waaien, het pad wordt steiler. Het licht wordt minder, het pad wordt drassiger. We kunnen niet meer fietsen, dit pad is voor mensen met bergschoenen. Maar we hebben nu al anderhalf uur geïnvesteerd, we willen niet terug met onze modderbenen. B bedenkt een hoop creatieve oplossingen voor obstakels, maar nu ligt er een rotsblok op het smalle pad en daar kunnen we niet overheen met de fietsen.
Vogels stoppen met fluiten, paarse bosfresia’s laten hun kopjes hangen. We moeten terug naar Visegrad.

We gaan het eens via de andere oever proberen en kopen een kaartje voor een grote stalen bak, die niet zelf kan varen, daarom zit er een sleepboot bij. Twee serieuze bemanningsleden regelen met balletgebaren wie er in welke volgorde op de stalen bak mag. De bak helt erg naar links waar een vrachtwagen is geplaatst. De andere passagiers worden uiterst rechts gedirigeerd als contragewicht. De sleepboot zet er een flinke gang in zodat we minder ver hoeven te zwemmen als het misgaat. Aan de andere oever trekt niemand zich meer wat aan van de bemanningsleden, iedereen verdringt zich voor het hekje en wil als eerste aan land.
Onderweg naar Vac komen we weer bij. We fietsen op Euroradweg 6 en zwaaien naar Hongaarse boeren met haren tot hun middel, bezig met hun kar. We eten nog wat kersen en doneren de laatsten terug aan de natuur voor we de stad binnenfietsen. Er wordt net een film opgenomen die zich afspeelt in WO II. Iedereen in Vac is er druk mee.
Toch lukt het kaartjes te kopen voor de hydrofoil naar Budapest. Wat een goed idee om varend Budapest binnen te komen, nu we niet hoeven te sturen, te ontwijken en de weg te vinden, kunnen we al onze aandacht op de stad richten. Ik ben verbijsterd, Budapest is compleet anders dan ik had gedacht. Ik dacht aan klein en donker, maar alles in Budapest is groot en licht. We weten niet of we liever naar Buda kijken of naar Pest, op beide oevers verschijnen schitterende paleizen, beelden, torens, boulevards, parlementsgebouwen. Hoe gaan we dit allemaal bekijken in twee dagen?
Op de fiets naar het hotel herken ik de naam van een restaurant. Ik check een mail van mijn vader op mijn mobiel, jawel, het klopt, Szasevese, dit is het oudste restaurant van Budapest. Ik vergeet mijn hydroharen en modderbenen en ga naar binnen. Jazeker, er wordt gespeeld vanavond en jazeker, ik kan nog een tafel reserveren om negen uur.
En of er gespeeld wordt. Primasz Lajos Sárközy’s begint met een bescheiden bezetting, maar er komen telkens zigeuners binnen die, als ze zien dat Lajos speelt, op een holletje naar huis gaan om hun instrument te halen. Als wij aan het dessert krijgen en Lajos aan onze tafel komt spelen, past zijn bezetting er niet meer omheen. Ze formeren zich achter elkaar, op grootte van hun instrument, we worden betoverd. Mijn diepe inzicht komt weer even terug. Iets met is en moet.

Grand Final 15 juli 10

Als we eind van de middag weer terug willen naar Pest, blijkt de kettingbrug te zijn afgezet en wordt het bovendien zwaar bewaakt. Dit heeft te maken met de wereldkampioenschappen zwemmen die in Budapest worden gehouden. Eerder deze week hoorden we al dat de hydrofoils niet op de Donau mochten varen om dezelfde reden. Ik wil weten hoe dat zit en vraag het aan een aantal bewakers. Ze spreken geen Engels en geen Duits. Ik kijk vragend, wijs op de Donau en maak zwemb…ewegingen. Nu denken ze dat ik naar de overkant wil zwemmen omdat de brug gesloten is. De bewakers gaan in een kring om me heen staan om me dat te beletten.
B ontzet me en samen wandelen we naar de Elisabethbrug. Buda was mooi, we zijn naar het paleis geweest en dankzij B’s systematiek hebben we elke steen in de Burchtwijk gezien. Maar nu willen we weer terug naar de Parlementswijk vanwege de muziekmogelijkheden. Eerst wat eten. We kiezen voor Vietnamees. Nu is de mensheid opgedeeld in twee categorieën, diepgeworteld vastgelegd in het DNA: zij die van koriander houden en zij die daar absoluut niet van houden. De ober vindt dit allemaal heel interessant en knoopt goed in zijn oren wie van ons bij welke categorie hoort. Ik zie dat ik antwoord heb gekregen op mijn bericht aan Kallai Ernö Kiss. Jazeker, hij is in Budapest en jazeker, hij speelt vanavond in het Grand Hotel op het Margiteiland. Of we komen.

Het wordt een uiterst complexe avond. Het korianderverhaal is niet goed overgekomen. Inmiddels zijn andere dochter J en haar geliefde S geland in Budapest en onderweg naar hun appartement voor kofferdrop. Onze mobielen en powerbanks zijn bijna leeg, we trachten nog zoveel mogelijk door te appen over een hereniging. B en ik gaan vast te voet naar Grand hotel voor koffie en Kallai. Met de laatste pufjes mobiel appen we snel mijn vader. Welke nummers moeten we vragen als het orkest aan onze tafel komt spelen? Prompt als altijd stuurt hij een duidelijk geordend overzicht mèt uitleg hoe we het moeten uitspreken. Margiteiland blijkt heel erg gezellig, maar ook heel erg groot, het hotel is helemaal aan de andere kant. J en S melden dat ze door de transfer in de middle of nowhere gedropt en hebben opstartstress.
Zoals altijd komt alles goed, het is zoals het moet, zeker voor onze laatste avond van deze vakantie. B en ik zitten achter een prachtig grand dessert als Kallai en zijn orkest aan onze tafel komt spelen. Samen met de voltallige zwemequipe uit Japan in trainingspak raken we diep ontroerd.
Tegen middernacht raken we voor het standbeeld van Laslo Knossuth herenigd met J en S en kunnen we in Budapest gewoon nog dineren, geen probleem.