Laos, Cambodja, Bangkok 2018

10 juni 2018

Tevredenheid aan de Mekong

‘No pork? No chicken?’ de kleine, beweeglijke Laotiaan met de sierlijke handbewegingen vraagt het wel drie keer voor hij mijn bestelling durft door te geven aan de vier vrouwen die samen op één vierkante meter aan het wokken zijn. De capaciteit van het keukentje op de night market in Luang Prabang staat niet in verhouding met het tempo van de bediening. Onze bediener ziet nu ook dat de vrouwen zijn bestellingenstroom niet aankunnen. Hij zet zijn neefje aan het werk op de bediening en gaat helpen in de keuken. Het wordt te vol, nu buitelt iedereen over elkaar heen. Een van de vrouwen is opeens verdwenen, maar blijkt op haar hurken tussen de benen van haar collega’s bezig met de afwas om iets aan de serviestekorten te doen. Zoon R en ik genieten zeer van deze Aziatische chaos. En uiteindelijk krijgen we heerlijke happen. R had best een stukje kip of varken gewild (mijn vleesweigering blijkt rigoreus voor ons beiden te zijn doorgevoerd) maar vindt de soep en wok zo lekker dat hij het vanavond niet mist.

Is het de opluchting van het eindelijk bereiken van de eerste bestemming na de lange reis die ons nu in dit kleine stadje aan de Mekong zo tevreden maakt? In het vliegtuig van Amsterdam naar Bangkok probeerde ik de houdingen te copieren van medepassagiers die er wel in slagen te slapen in hun stoel. De monnik in zijn oranje gewaad zit gewoon de hele reis waardig rechtop, grotendeels met zijn ogen dicht. Hij doodt geen tijd met films kijken, maar de Engelse zakenman naast me legt me uit dat monniken tegen doden zijn en bovendien geen tijd ervaren. Het meisje aan de andere kant van het gangpad heeft haar krullen voor haar ogen gehangen en haar benen opgetrokken en snurkt of haar leven ervan af hing wat het misschien wel doet, wie zal het zeggen? Haar vriend laat haar in ieder geval. Als we boven Pakistan vliegen, is er nogal wat turbulentie. De krullen zwiepen van links naar rechts en het snurken houdt op, maar als haar vriend even zijn hand op haar rug legt begint ze weer. ik draai me weer terug naar mijn treurige film. Zoon R schaamt zich gelukkig niet voor mijn tranen en ook de stewardess die vraagt of we al toe zijn aan ontbijt vindt het niet raar. Ze raadt welke film ik bekijk. ‘Is het die met dat Ierse meisje in Brooklyn?’ Ik knik terwijl ik mijn wangen dep. ´Haar zus gaat dood,’ zegt ze. Zo ver was ik nog niet eens!

Als we eindelijk in Bangkok zijn volgt nog een heel spannend deel van de reis, want de bus die ons naar het andere vliegveld moet brengen vertrekt erg laat, vermoedelijk omdat hij moest wachten op de monnik die mee zou gaan en maar niet verscheen. Vervolgens was er grote file en was het de vraag of we het vliegtuig naar Laos zouden halen. Maar die had ook weer vertraging en zo kwam dat ook weer goed. De hooligans van de Leicestershire City Football Club hebben ooit hun vrolijk beschilderde vliegtuig aan AirAsia geschonken en die gebruiken het nu om ons naar Laos te vervoeren. Ik zit naast een Thais meisje dat een weekendje vakantie gaat vieren in haar buurland. Ze zit aan het raam maar buigt opzij zodat ik foto’s kan maken van de groene, scherpe bergen waar de piloot precies tussendoor vliegt en het piepkleine veldje vindt om op te landen. Dan krijgen we nog de immigratiedienst die dingen van ons willen weten waar ik echt geen antwoord op heb. Wat moet ik nou invullen bij Race? Ik laat het maar leeg, net als de naam van onze contactpersoon in Laos. En dat vinden ze gelukkig goed. Als blijkt dat we cash moeten betalen voor het visum, laten ze ons gewoon naar buiten lopen om te pinnen bij een ATM.

Er staat een jonge Laotiaan klaar met een bordje met mijn naam (foutloos gespeld) om ons te vervoeren. Wat ik zie op de korte weg van vliegveld naar onze hostel aan de Mekong is volkomen onverwacht. Alles ziet er zo schoon, geordend, rustig uit. Het verkeer is ook kalm, er lijkt sprake te zijn van verkeersregels en deelnemers die zich er aan houden. Hoe krijgt dit land tussen Thailand en Vietnam dat voor elkaar? Daar gaan we de komende twee weken proberen achter te komen.

11 juni 2018

Geluiden van Laos

Niet alleen de geuren, kleuren en smaken zetten ons op het verkeerde been in Laos, ook de geluiden zijn verwarrend. Alles klinkt scherper, hoger, er is meer resonantie dan op andere plekken waar ik geweest ben. Slijptollen blijken krekels te zijn, een man met vreselijke buikkramp is een ongelukkige geit. Verderop is het niet de vrouw van de tuktuk-chauffeur, maar een haan die hoorbaar meeleeft.

Het duurt erg lang voor de geit niet meer ongelukkig is. R zegt dat er een direct verband is tussen het geluid dat een dier produceert en hoe lekker het smaakt. Ik probeer hier vragen bij te bedenken, maar wordt afgeleid als ik voor de zoveelste keer mijn naam hoor. Dat is vast het verschijnsel dat als je naar een vreemde taal luistert, er hele stukken perfect Nederlands tussen zitten.

Het was geen illusie gisteren na de lange reis, ook vandaag komt Laos over als vriendelijk en kalm. Er wordt echt rustig op de brommetjes gereden en het zijn er ook helemaal niet veel! Niet alles is handig geregeld als ik met mijn haastige, Westerse ogen kijk, maar dat maakt ze hier niet uit, denk ik. Zo staat er bij de ingang van het paleis een bordje dat ik mijn tas in een locker moet opbergen in een gebouw aan de andere kant van de tuin. Als ik daar aankom, blijkt dat ik een ticket had moeten hebben dat ik weer in een ander deel van de tuin kan krijgen. Als ik daar aankom blijkt het al te laat te zijn vandaag. Ik neem nog snel een illegale blik in de garage waar de vijf antieke auto’s van de in 1975 afgezette en inmiddels dode koning staan, waaronder een Citroen DS.

R is inmiddels terug naar onze hostel, want na diverse tempelcomplexen (allemaal bewoond door vriendelijke monniken), het beklimmen van de berg met de gouden stupa en de mislukte slipperjacht (R’s voetmaat bestaat hier niet), had hij wel zin om de benen even te rust te gunnen. Helaas heb ik ook zijn sleutel nog in mijn tas. De jonge receptionist Tong begrijpt het probleem onmiddellijk. Hij springt van zijn stoel, holt naar buiten en klimt met grote behendigheid aan de buitenkant van de hostel naar het R’s balkon om zo zijn kamer binnen te komen. Ik denk dat Tong de meeste onderdelen van Boeddha’s achtvoudige pad heeft bereikt. Vandaag zagen we het weer ultrasummier opgesomd bij een van de tempels. Goeiemorgen, wat moet je veel kunnen voor je beloond wordt met verlichting. Maar Tong is beslist hard op weg. Niets is hem teveel, hij maakt van elke kleine tegenvaller een vreugdevolle gebeurtenis die je niet had willen missen.

Ik heb op de markt fruitjes gekocht waarvan ik geen idee heb hoe ver ik moet schillen. Na het donkerpaarse harde huis komt er een zachte, lila vacht, en daarbinnen witte partjes. Ze smaken zowel zoet als zuur, het is met niets te vergelijken. Ik weet niet eens of ik het wel lekker vindt. Als we het nuttigen op het balkon, worden we een Laotiaans feestje gewaar op het terras tegenover de hostel. Drie vrouwen op leeftijd dansen op muziek van Neil Diamond en drinken Beerlao. Ze gaan steeds harder tegen de mannen praten. Hun armbewegingen worden steeds puntiger, hun stemmen ook. We zwaaien even naar ze als we beginnen aan onze laatste wandeling vandaag, nu eens de night market passerend om de rest van de pensinsula aan de rechterkant te verkennen.

We eindigen in een ander restaurant dan die we vanmiddag nog hadden geprezen om de duidelijkheid. Daar hadden ze een bordje op de boom geschroefd met ‘There are three kinds of noodle soup: small noodle soup, lager noodle soup and medium noodle soup.’

Vanavond valt ons oog op een tentje aan de rivier waar acht vrouwen aan tafel zitten, allen gehuld in witte bloezen met zwarte stippen. Sommigen hebben ook een stip op hun voorhoofd. Zouden het toeristen zijn zoals wij, of zijn het misschien leden van een zanggroep? Het is een ieder geval een kalme groep met zachte stemmen, anders dan de vrouwen van het feestje tegenover onze kamers.

O ja, het feestje! Zou het nog bezig zijn? We lopen terug en bestellen zelf ook Beerlao op het terrasje onder de lianen. Neil Diamond is vervangen door Aziatische muziek met de Arabische triangels en continue herhalingen. Je leert het zo. De vrouwen zijn helaas verdwenen, maar de mannen zitten er nog en zijn in een opperbest humeur. Het opperhoofd van het gezelschap maakt grapjes met ons als R en ik een kaartje leggen. Iedereen moet lachen en wij proosten op hun gezondheid. Het leven is mooi, ik kan niet anders zeggen.

12 juni 2018

Een blauwe dag

De chauffeur van onze minivan stopt zonder iets uit te leggen bij een klein dorpje met huisjes van leem en golfplaat en loopt een steegje in met twee gevulde plastic zakjes. Ik zeg tegen de drie Japanse poppetjes naast me dat hij de beloofde banaantjes bij zijn moeder gaat afleveren. Degene die Engels spreekt knikt verheugd en vertaalt het onmiddellijk voor haar vriendinnen. Ze hebben er een hele conversatie over waarbij steeds richting mij en de verdwenen chauffeur wordt geknikt. Als de chauffeur een ander steegje induikt met nog maar één zakje in de hand, voeg ik toe:’and his auntie,’ En dan hebben ze door dat ik een grapje maak. De keurig gestifte mondjes in de prachtige witte gezichtjes lachen. Hoe is het mogelijk dat deze meisjes er na onze tocht naar de Kua Si watervallen nog steeds zo uitzien of ze zojuist van de kapper met manicure vandaan komen? Naast hun voel ik me een enorme slons met mijn nog vochtige zwemkleding onder mijn lappen en modderbenen van de glibbertocht de berg op. Pas later in de hostel kom ik erachter dat het nog veel erger is, dat mijn sarong heeft afgegeven en ik nu voor 30% getransformeerd ben naar grote smurfin.

Ze zijn goed bezig in Kua Si. Ze voeden de toeristen op met bordjes over hoe je kunt bijdragen aan behoud van de prachtige jungle. Ze hebben een berenreddingscentrum voor mishandelde Ursus Thibetanus, de prachtige kraagbeer, die gevangen wordt onder andere voor zijn gal die wordt verwerkt in traditionele medicijnen. Met het entreegeld van de toeristen die graag in de calcium-carbonaat blauwe poeltjes zwemmen en zich verbazen over de bloemen en vlinders kunnen ze nog meer beren redden.

Terug in Luang Prabang word ik weer herenigd met R die andere dingen op zijn programma had vandaag. We regelen de nachtbus voor morgenavond naar Vientiane, maken weer een wandeling, vinden nu wel reuzenslippers (neppe Diesels) en observeren de opzet van de night market. Over het algemeen gebeurt dat door vrouwen met handkarren, maar er is ook een man met ontbloot bovenlijf die op zijn fiets metalen frames vervoert. Voor hij vanuit een aanvoersteeg de marktstraat opfietst blaast hij keihard op een fluit om iedereen te waarschuwen dat hij eraan komt. Soms zet hij zijn fiets even neer om met een soort yogabewegingen zijn getatoode lijf te resetten. Een showman, vast geen Laotiaan.

Later op de avond lopen we naar de enige jazzclub in Luang Prabang, de Pack Luck Wine bar. De naam blijkt veranderd te zijn naar Puck Luck Guesthouse en terecht, want er is niets te beleven. We geven ons daarom liever over aan Aziatische muziek in een van de tentjes waar ze alweer goddelijke gerechten voor ons neerzetten. Van R mag het wel wat pittiger. HIj voegt steeds nadrukkelijker ‘spicy, spicy please, ‘ toe aan zijn bestellingen. Ze knikken, er verschijnen meer rode sliertjes, maar ze durven nog niet echt uit te pakken.

Terug naar huis stoppen we weer bij het tentje aan de overkant voor een Beerlao. Dit keer leggen we dobbelstenen op tafel en het werkt. Eigenaresse Noh wil onmiddellijk weten wat de spelregels zijn en laat haar klanten in de steek als we haar uitnodigen mee te doen. Ze is snel van begrip, leeft heel erg mee met het verloop van haar spel en vindt het bijzonder komisch als blijkt dat de winnaar drie bloemetjes onder zijn score getekend krijgt. Als Noh uiteindelijk toch de andere klanten moet helpen en moet opruimen, komt haar man met ons praten. Ook al zo’n goeierd, hij neemt achtergelaten honden op in zijn menage bij de rivier. Hij heeft er nu al acht. We begrijpen dat de honden worden achtergelaten door backpackers die ze uiteindelijk toch niet mee naar huis nemen. Daar zou ook een 100% grote smurfin niets van snappen, denk ik.

13 juni

Pittige tochten

De menukaart toont alleen Laotiaanse tekens en heel kleine plaatjes. Op goed geluk wijzen we wat aan, met de hele hand, want we hebben gelezen dat wijzen met een vinger beledigend is. Het meisje roept de bestelling door aan haar moeder bovenop de heuvel. In afwachting van het heerlijks dat komen gaat, vermaken wij ons met het schriele kippetje dat rond onze benen scharrelt. Net als de andere beesten die we tot nu toe tegenkwamen is ze niet bang. De katjes met hun korte staartjes, de mussen die kunnen vliegen als kolibries, ook de beige honden die hier overal rondlopen zonder te blaffen, zijn vriendelijk en toegankelijk. Schrander zijn ze ook, ze snappen direct wat we zeggen al trekken ze zich er geen moer van aan.

Onze gerechten worden opgediend. Wat een geluk dat we hier kunnen schuilen tegen de regen tijdens onze fietstocht. Ik heb een paar dagen geleden een felrode nepsatijnen paraplu met roze handvat gekocht, maar die houdt niet alles tegen.

De moeder is razendsnel met koken. Hier op het platteland durven ze ons wel wel echt iets pittigs voor te zetten en dat maakt die geheimzinnige smaken nog intenser. R’s gerecht kunnen we niet thuisbrengen, maar ik heb soep van vlezige paddestoelen met kruidige groene slierten. Allebei erg lekker.

Het fietsen doet ons goed, al zitten we op kinderfietsjes en moeten we steeds staan om de heuvels op te komen. Het is leuk buiten de stad te zijn, de bergen beter te bekijken en nog frissere lucht in te ademen.

Aan het eind van de middag fietsen we terug om op tijd te zijn voor de nachtbus. We nemen afscheid van de goede Tong en stappen in de tuktuk naar het busstation. De bus ziet er veelbelovend uit. We moeten in heel krappe tweepersoons bedjes, maar kunnen wel languit liggen.

We weten dat we tien uur door bergen moeten rijden, maar hoe hels dat is weten we gelukkig nog niet. Dat blijkt pas als het te laat is en we niets kunnen doen dan liggen en wachten tot het voorbij is. En dat gaat het natuurlijk. De zon komt op, de bergen liggen achter ons, we rijden de rijke voorsteden van Vientiane door op rechte wegen, we komen langs het vliegveld en dan zie ik opeens het Azië dat ik ken. Niks ordelijk, kalm en netjes. Ik zie aanvoerwegen naar Vientiane die het water niet kwijt kunnen, huisjes tussen, tegen en over elkaar heen gebouwd, grote, drukke markten om al die monden te voeden en honderden brommers die links, rechts, links passeren. De enige rustpunten zijn de tempelcomplexen die ook hier bewoond worden. Hoe zou de rest van Vientiane zijn? We gaan het de komende dagen zien.

14 juni 2018

Energieverdeling

De tocht met de nachtbus heeft veel energie gekost. Iedere keer als we net in slaap waren, gingen er felle lichten aan of waren er harde geluiden waar we weer wakker van werden. Volgende keer nemen we oordoppen en oogmaskers mee, maar voorlopig hebben we űberhaupt geen zin in nachtbus. Aan de receptie van het SP hotel zit een nieuwe Tong die een van onze kamers omruilt voor een die nu al beschikbaar is. Een korte nap en een verrukkelijke douche laadt ons genoeg op voor een verlaat ontbijt bij een tentje verderop in de straat. We kiezen gebakken rijst met groenten en ei. Klinkt misschien gek als ontbijt, maar is het beslist niet. “Spicy, please,’ zegt R tegen het meisje dat het vuur onder de wokpot aanzet en alles vers voor onze neus bereidt. R doet voor wat er met zijn mond en gezicht gebeurt als ze gehoor geeft aan zijn verzoek.

Ze kookt heerlijk, maar braaf, R is wéér verkeerd begrepen. Misschien kent de Volksrepubliek wel strenge kookvoorschriften. Weten wij veel wat het allemaal is dat we de kindertjes in de schooltjes horen opdreunen. Maar R wijt het aan zichzelf, misschien was zijn mimeshow best goed, maar had hij er bij moeten lachen.

Toch opgekwiekt gaan we op zoek naar een chauffeur van een vervoermiddel. We vinden er een die aan het schommelen is in een hangmat die hij heeft opgehangen in de laadbak van zijn pickup. Laotianen zijn denk ik goed in snelle energieafwisseling, ze pakken een klein napje als ze de kans krijgen, maar zijn ook onmiddellijk fit als er weer gewerkt moet worden. Hij draait de hangmat handig een paar keer om een balk in het autootje en vervoert ons met zichtbaar plezier naar de Pha That Luang, een geweldig tempelcomplex met een enorme gouden stupa en bijna net zo’n grote reclining buddha. We hebben mazzel, een van de grote tempelzalen is voor ons alleen. We wandelen rond in alle rust, kijken en genieten van het briesje door de open ramen. Het opgefokte gevoel van tekorten verdwijnt uit mijn hoofd en lichaam en ik word uiterst kalm. Lekker, hoor.

In een van de andere tempels ga ik achter een vrouw zitten die eer zit te betonen aan de buddha. Als ze klaar is met haar rituelen, schikt ze haar haar en maakt ze een selfie. Er wordt niet moeilijk gedaan over foto’s. De drie franse jongens die graag om beurten met drie monniken op de foto willen, krijgen het voor elkaar. Er wordt trouwens nergens moeilijk over gedaan. Als op het terrein netjes worden gespannen om voet-vollybal te spelen, mag dat ook gewoon. Overal staan bordjes dat dit een rookvrij complex is, maar ik zie mensen gewoon stokjes aansteken in hun mond. We verlaten na ruime tijd dit tempelcomplex met een tevreden gevoel en laten ons weer opslokken door de hitte en crazy drukte van de stad. Onze tuktukchaufffeur zou met zijn rijstijl (werkelijk overal voorrang nemen al ben je de kleinste en meest kwetsbare deelnemer) nog geen dag overleven in een Nederlandse stad. Maar hier is dat anders. Midden op een van de grote avenues waar het verkeer minstens acht rijen dik is, loopt opeens een verwarde man met ontbloot bovenlijf te schreeuwen, vermoedelijk over of tegen het leven zelf. Een verontrustend gezicht, vooral omdat hij niet van plan lijkt over te steken. Het verkeer gaat gewoon door, niemand mindert vaart, ze rijden of links of rechts om hem heen. Ik denk dat dit gewoon goed afloopt.

Vanavond moeten en zullen we genoeg pepertjes in onze maaltijden hebben voor de pep. We pakken het anders aan, we gaan naar een serieus restaurant waar traditioneel gekookt wordt en waar je mag aangeven hoe spicy je het wilt, niveau 1, 2 of 3. R kiest 3. We gaan samen voor Morning glory, een groentegerecht met Thaise basilicum en nog iets zonder kikker. R steekt 3 vingers omhoog, voor de zekerheid naar al het bedienend personeel dat hij ziet. Ze knikken en lachen, maar dat zegt niets. Dan komen de dampende gerechten, ze ruiken heerlijk naar knoflook, koriander, munt en zelfs iets van anijs. R neemt de eerste hap, ik houd mijn adem in. Zijn gezicht vertrekt, het ziet er net zo uit als vanochtend bij het uitleggen. En nu lacht hij erbij, hij lacht zo hard dat de tranen over zijn wangen rollen.

15 juni 2018

En toen kookten we een avondje zelf

Achter het hek van het Buddhapark trekt een neusfluitist mijn aandacht. Hij gebaart naar zijn pot heeft waar ik geld in kan stoppen. Ik geef altijd aan muzikanten en loop braaf met een briefje naar het hek, maar dan blijkt de muziek slechts een lokkertje te zijn. De fluitist zegt dat hij uit India komt, dat hij Buddha is en dat hij mij wel even zal zegenen. Ik heb er eigenlijk geen zin in, maar uit braafheid doe ik de dingen na die hij voordoet. De eerste handelingen, zoals het aanraken van mijn voorhoofd en het vouwen van mijn handen willen nog aardig lukken, maar als ik mijn handen voor mijn ogen moet doen, houd ik een gaatje open om te gluren. En dat heeft deze buddha haarfijn in de gaten. Hij blijft mij corrigeren en moet steeds harder lachen als dat niet lukt. Uiteindelijk blaast hij kushandjes en zet zijn fluit weer aan zijn neus. Deze scene draagt beslist bij aan het algehele nepgevoel dat ik heb in dit park aan de Mekong. Ze zijn wel mooi, de enorme stenen buddha’s van soms wel 40 meter. Het bevalt me ook dat er veel vrouwelijke buddha’s zijn en dat de verbeeldingen van de sages, hoe gruwelijk ook, smaakvol zijn, maar het zijn er zoveel en het staat zo dicht op elkaar en de paadjes en perkjes zijn zo keurig. Het ligt aan mij, ik wil iets anders dan wat het is.

De reis hiernaartoe met lokale bus 14 is wel zeer geslaagd. De tuktukchauffeurs wilden ons er van weerhouden. De reis zou wel anderhalf uur duren, het zou vol zijn en warm en druk en duur, vreselijk duur. Maar we houden voet bij stuk, stappen de bus in en krijgen geen spijt. We zien rijstveldjes, een hoop prachtige buffels (mijn favoriete dieren), en als klap op de vuurpijl komen er halverwege de reis Loatiaanse schoolkinderen in uniformpjes aan boord die veel minder verlegen zijn dan de conductrice. Ik wou dat ik nog wat bewaard had van mijn gebarbequede banaantjes om ze aan te bieden, maar misschien leren ze hier ook niets van vreemden aan te nemen. We rijden een stuk langs de Mekong. Ik kan de huizen aan de overkant zien, gek idee dat die in Thailand staan.

Het park valt me dan wat tegen, het heeft ook onverwacht goede kanten. Zo staan er twee objecten in die ons helpen met angsten overwinnen. Een stupa met steile trap met treden die veel te klein zijn voor Westerse voeten, helpt R met zijn hoogtevrees. De enorme ronde bol waar je door een klein gat naar binnen moet kruipen en dan van binnenuit moet rondklimmen voor je er aan de bovenkant naar buiten kunt is een oefening voor mijn claustrofobie. Ik vlucht drie keer naar buiten voor ik er uiteindelijk in slaag de gehele route af te leggen. Gelukkig maar, want het stelt de reis van de hel naar de hemel voor. Bovenop de bol is het echt link, het plateau om op te klimmen is heel schuin en het hek komt niet hoger dan je kuiten. We zien een Japanse familie de vader aanmoedigen om op dat hekje te gaan zitten voor een spectaculaire foto. Als ik zie hoe gretig hij meewerkt aan dit plan, weet ik zeker dat hij de hoogte van de uitkering van zijn levensverzekering is vergeten en zijn vrouw zeker niet.

Terug in Vientiane lopen we langs de Wat Si Muang met Buddha’s die echt lief kijken, en de zwarte stupa That Dam waar een grote slang in woont. Mooi allemaal, maar het loopt tegen de avond en omdat we vanochtend tickets hebben geboekt om morgen naar Cambodja te vliegen worden we sentimenteel. We zijn nog niet uitgekeken in Laos en nu gaan we al weer. Wat zullen we doen op onze bonte avond? Hot pot! De dikke waard is zo blij dat we dit bestellen, hij zet ons vooraan op het terras als een levend uithangbord en laat twee instabiele stenen potten met knetterhete kooltjes op onze tafel zetten. Dan verschijnen de nog wankeler potten met bouillon, schalen met vlees, groenten, kruiden, paddestoelen en mengkommen om onze eigen saus te maken. Rode pindasaus, vers gehakte knoflook, lemoenpartjes en stukjes rode peper, wat een vrijheid! Ik zie R scheppen en roeren, scheppen en roeren. Vanavond gaat hij voor niveau acht! De waard doet voor hoe ik de groente met mijn handen aan stukken moet scheuren voor ik het in de bouillon gooi. Dat ga ik voortaan thuis ook zo doen, dat flauwe gedoe met messen moet maar eens afgelopen zijn.

Als dank voor zijn kookles kletsen R en ik een groep van twintig Britse youngsters naar binnen. Ze willen allemaal hot pot. We zien de waard de straat afhollen om potten bij zijn buren te lenen. Hij zal straks misschien een paar pond kwijt zijn, maar heel wat KIP rijker.

16 juni 2018

Dat is nou jinxen

R wijst op een uitbundig beschilderde Airbus en vraagt zich hardop af of we daarmee naar Cambodja moeten.

‘Wees maar blij dat we niet met dát ding hoeven,’ lach ik en wijs op een propeller vliegtuigje. Prompt stopt onze bus.

‘Dat is nou jinxen,’ zegt R die de luchtzakken tijdens onze eerste vlucht vanochtend nog niet is vergeten.

We moeten nog lange tijd wachten in de hete bus en hebben dus alle tijd om het vliegtuigje te bekijken. We zien R’s tas die wordt ingeladen, maar de mijne zien we niet. We zien mechaniciens in en uit het vliegtuigje komen met zorgelijke blikken.

Lang geleden toen ik nog elke week naar Londen moest en mijn vliegangst zich tot grote hoogte wist te ontwikkelen, reisde ik steeds met een Fokker Friendship. Ik herinner me het geschud en gerammel nog maar al te goed. Dit oude kreng hier in de tropen lijkt er verdomd veel op.

Eindelijk mogen we naar binnen. Ik zit naast een breedsprakige uitgemergelde Engelsman die al anderhalf jaar in Siem Reap woont en daar meer van zijn pensioen kan genieten dan in zijn geboorteland. Hij waarschuwt me voor het verkeer, bij hem is al een paar keer een motor tegen zijn arm aangereden toen hij die niet dicht genoeg tegen zijn lichaam hield. Hij raadde me aan altijd in hetzelfde tempo te blijven lopen, niet te stoppen en te bidden tot een God, maakt niet uit welke. Ok, maar eerst maar eens überhaupt daar aan zien te komen.

Dan bedenk ik me dat er bij Bangkok Airlines misschien wel gevochten wordt over wie er vandaag met de Old Timer mag vliegen. Ik stel me de blijdschap voor van de piloot die vandaag heeft gewonnen en de oude muts met flappen op zijn hoofd mag zetten. Hij humt vast Aziatische jodelliedjes.

Hoe het ook zij, een zwierig uurtje later staan we aan de grond in Cambodja en is alles opeens anders.

De mensen zijn langer, donkerder, benaderen ons zonder schroom, rijden in tuktuks met een wiel minder, hebben helmen op. Ook hier is het ongelooflijk warm, maar niet zo vochtig als in Laos. In ons hotel is alles gericht op het brengen van orde en rust. We worden in een comfortabele oranje loungestoel gezet en moeten ons aan het protocol van ontvangst houden dat uit een heleboel stappen bestaat. Als we iets willen overslaan of uit de oranje stoelen willen komen, worden we door de meisjesachtige jongens vriendelijk teruggeduwd. We geven ons maar over en raken zowaar onze reisstress kwijt.

Siem Reap komt over als een feestelijke stad met verschillende gezichten. De rivier wordt sfeervol verlicht door chique hotels. Als we een willekeurig onverhard pad inslaan, zien we grote families onder golfplaten dakjes bbq’en. Er is een verkeervrij centrum met restaurants, bars, night markets, overal hoor je live muziek. R snapt hoe je hier moet oversteken, schuin zodat je met de stroom meegaat maar toch de overkant bereikt. In pub street zitten overal gezelschappen naast elkaar met hun voeten in grote waterbakken met visjes. Een meisje met een bak om haar nek verkoopt gefrituurde krekels, spinnen en schorpioentjes.

Aan het eind van de avond nemen we er een in een tent waar twee fantastische Cambodjaanse schoonheden (met extensions waar ze maar niet van af kunnen blijven) nummers van Adèle zingen. Ze zijn zo aanstekelijk bezig dat ze een hele Chinese familie weten over te halen mee te doen aan de show. Pa, moe, zoon en zijn bleke vriendin verschijnen om beurten op het podium en vertolken Aziatische meezingers.

Twee tafels naast ons zit een Britse reus van twee meter tien. Hij drinkt Ankor bier met een Aziaat die er qua omvang ook mag wezen, maar nog niet tot zijn schouderhoogte komt. Ze hebben het over een zaak die ze misschien samen gaan beginnen.

Het is mooi geweest, we lopen terug naar het hotel, morgen hebben we een intensief fietsproject voor de boeg. Zo handig dat R precies weet hoe we terug moeten lopen, al is het pikkedonker. Dat dacht ik al, maar zei het niet. Twee keer jinxen op een dag brengt ongeluk.

17 juni 2018

Dat is nog eens leuk thuiskomen

Het lekkerste hebben we voor het laatst bewaard: Ankhor Wat zelf. Net als we onze fietsen op slot hebben gezet en we de site oplopen, begint het te hozen en te onweren. Ondanks onze vermoeidheid, draven we het pad af, de steile trap op, het enorme wat in, bekeken door zo’n honderd Chinese toeristen die eerder waren aangekomen en al boven in de tempel schuilen. De nepsatijnen rode paraplu ligt nog in Laos en aan een alternatief waren we nog niet toegekomen. Tussen de onweerroffels door zou ik zweren dat ik ‘nanananana’ hoor, maar kom er pas later achter wat dat werkelijk is.

Het is een dramatisch gezicht, de natte Ankhor Wat. Veel van haar stenen worden pikzwart, haar dreigende uiterlijk wordt benadrukt door de donders, maar voor ons betekent ze nu vooral bescherming. De kleurig geklede Chinese toeristen gaan opzij als we druipend en buiten adem de laatste treden opklimmen. Binnen wringen we de druipende lappen uit, de rode modder op onze benen laten we voor wat het is.

Wat is dit een prachtige dag! Ik heb mijn leven lang fraaie foto’s gezien van dit grootste religieuze centrum ter wereld en gedacht dat het onbereikbaar voor me was. En nu fiets ik hier rond met mijn zoon, telkens weer een paar kilometer naar de volgende site, beklim ik de trappen, wandel ik door de gangen en kamers en blijkt het allemaal nog mooier te wezen dan op de plaatjes. De Ta Prohm met de enorme wurg-vijgenbomen wier goudkleurige wortels de stenen omklemmen, vind ik het meest indrukwekkend. De hoogte van de bomen geeft mij, meer nog dan de vervallen stenen, besef van de ouderdom van de tempels.

Bij elke site speelt een orkestje bemand door bermbommen slachtoffers. De muziek is nogal eentonig, maar wel ritmisch en past goed bij de setting.

Op het terrein wordt gewoon geleefd. Er grazen buffels, er staan simpele huisjes waar gezinnen wonen die wat verdienen aan de toeristen. Elk gezin heeft een haan, de een nog trotser dan de ander. Hun gekukel wordt telkens herhaald door de buurman, als een nooit eindigende echo. Het draagt allemaal bij aan de intensiteit van dit bezoek.

We lopen de galerijen van de Ankhor Wat door en ontdekken weinig verschillen tussen Noord, Zuid, Oost en West. In een van de lagere ruimtes zijn monniken aan het chanten.

Het wordt laat. Het regent nog steeds, maar we willen het lot niet tarten met fietsen in het donker, dus beginnen we aan de terugtocht naar Siem Reap. Het begin is niet moeilijk, maar in de stad wordt het een ander verhaal. De straten kunnen het water niet wegwerken, we rijden tot onze knieën in de plassen en onze natuurlijke kompas is schoongewassen door de regen. Ongelooflijk, maar R’s richtingsgevoel laat hem in de steek. We hebben geen idee hoe we moeten fietsen, we doen maar wat. Tuktuk chauffeurs proberen ons te helpen, maar ze hebben nog nooit van ons hotel gehoord. Onze kaart is doorweekt, het kruisje met hotel is niet meer zichtbaar. Op onze kamersleutel staat geen adres, wel een telefoon nummer. Drie lieve vrouwen in een restaurant gaan voor ons bellen. Dan blijkt dat de mensen in ons hotel zelf ook het adres niet weten!

We fietsen terug naar de rivier, overwegen een blinddoek voor R omdat hij in het donker de weg wel weet, doen dat toch maar niet en fietsen rondje na rondje. Eindelijk vinden we een herkenningspunt, de smart kids school, en rijden we het pad in, nu omgetoverd in een zwembad met oranje water. De lieve jongens en meisjes van de eOcambo Village doen of ze de modder op onze benen, kleren, haren niet zien en ze begroeten ons enthousiast als altijd. Dat is nog eens leuk thuiskomen.

18 juni 2018

Of er niets gebeurd is

Er zijn wonderbaarlijk veel internationale scholen in Siem Reap met namen als Bright Future high school, Achievers high school, Smart Kids school, IQ school. Misschien bedoeld om kinderen zelfvertrouwen te geven, misschien om ouders over te halen hun kids aan te melden. Ik google er een paar en zie dat ze zich richten op Cambodjaanse kinderen èn dat ze waanzinnig duur zijn. R en ik hebben onszelf een rustige dag beloofd, dus ik kan mooi nadenken over dit raadsel.

Maar eerst verkassen. We zijn nog niet klaar met Siem Reap, maar wel met dit hotel dat heel lief personeel heeft, maar waar het ook stikt van de muggen die niet weten dat ze moeten kappen met prikken als gasten zich insmeren met deet. Bovendien is het heel lawaaierig. Vanochtend om half vijf ging het alarm af en heeft een uur geloeid voor het werd stilgezet. Ik was in coma en heb er niets van gemerkt, maar R heeft paspoorten verzameld en evacuatie plannen lopen bedenken voor het geval er brand zou uitbreken.

Ons nieuwe hotel ligt wat verder uit het centrum en aan de andere kant van van rivier. Ze hebben hetzelfde incheckprotocol als het vorige en het personeel is net zo lief. In het zwembadje zwemmen een paar kikkertjes, wat vast een goed teken is, want eten die geen muggen?

We huren een paar citybikes, nemen een kaart mee en fietsen naar de stad voor de

Wat Preah Prohm Rath, het boeddhistische tempelcomplex met replica’s van symbolische, politieke afbeeldingen zoals de nederlaag van Ney Khan, de Thaise vijand van koning Ang Chan. Ik kom er achter dat Seam Reap iets betekent als ‘Siam verslagen’.

R fietst vast terug voor een nap, ik blijf nog even hangen in de stad. Ik heb wat discussies gevolgd over vissenspa en dierenmishandeling. De meningen zijn verdeeld. In de vrije natuur scrubben deze vissen ook, zij het dan grote vissen in plaats van mensen. Hun natuurlijke habitat is natuurlijk wel interessanter dan de lege, saaie bakken in de Spa, maar dat geldt ook voor de vissen in mijn tuin. Ik loop daarom de vissenspa in om te ondervinden of het waar is wat de bordjes beloven, dat je heel gelukkig wordt van vissen aan je voeten.

Eerst moet ik in een bak met kleine visjes, daarna krijg ik een upgrade naar een bak met grote vissen waar ik in ieder geval van moet lachen. Zowel vanwege het gekietel als het idiote gezicht van die vissen die als kleine Hoovers langs mijn voeten gaan. Het is bizar.

Ik steek mijn babyvoeten weer in mijn zanderige slippers en fiets terug. Precies voor een motorreparatie bedrijf vliegt mijn ketting eraf en fiets ik in het luchtledige. De jongste mechanicien fixt het in no time. Niet voor lang helaas, de ketting gaat er weer af als ik verder van het centrum ben waar de mensen geen Engels spreken en mijn gebarentaal te gebrekkig is om uit te leggen wat er aan de hand is. Wandelend met de fiets aan de hand ben ik toch op tijd terug voor de zonsondergang op het dak met R en een Ankor biertje. We vergelijken onze rode bultjes, verzinnen vreemde oorzaken en dokteren er op los. Voor de lol, want we weten best dat het gewoon door de hitte komt.

Later op de avond wordt het helemaal lachen als we gaan eten in het centrum met de duizenden lichtjes. We zitten ook daar op een dakterras waar alle muziek van de grond zich vermengd tot één klankenzee, ritmisch niet intuïtief navolgbaar.

Opeens, báf, is alles in één klap donker en stil, gevolgd door ‘aahhhh’ uit honderden monden. Het wordt het weer stil. Voor ongeveer drie seconden, dan begint het bermbommen orkestje weer te spelen. Een paar minuten later heeft de red piano bar als eerste zijn aggregaat aangekregen, de lichten floepen weer aan, de bediening gaat weer door met bestellingen opnemen. Even later gebeurt hetzelfde in de tent waar wij zitten. We bestellen een ijsje of er niets gebeurd is. Maar misschien is er ongemerkt wel honderd jaar voorbij gegaan.

19 juni

Mobielstress

Waar ik al vaak bang voor ben geweest deze vakantie, is nu echt gebeurd: mijn mobiel is weg. Net in de minibus had ik hem nog en nu in het hotel heb ik hem niet meer. Ik zoek overal, laat R bellen, maar hij is echt weg. Alle foto’s van de mooiste zonsondergang van mijn leven, mijn aantekeningen, wat is er nog meer allemaal niet meer terug te halen? Ik durf er nog niet aan te denken. Onze favoriete receptionist, Song, belt met Tara Riverboat Tours waar we vandaag een trip hadden geboekt. Tara belooft de chauffeur te bellen en ik ga handenwringend rondjes lopen op mijn kamer. Wat een gedoe allemaal. Morgenochtend worden we knettervroeg opgehaald voor de lange, lange busreis naar Bangkok, dus als de telefoon vanavond niet terugkomt, moet ik hem opgeven.

De trip naar het enorme Tonlé Sap meer begon vrij rustig met het ophalen van vier andere deelnemers, een Filipijns vriendinnenstel met enorme camera’s en een verliefde Amerikaan met zijn Franse vriendin. Toen we compleet waren begon gids Meluang zijn verhaal. Meluang is nu zestig en was dus achttien toen de genocide in Cambodja onder leiding van Pol Pot begon. ZIjn ouders en zijn zus zijn vermoord, hij is zelf gemarteld en tot slavenarbeid gedwongen. Meluang vertelt zijn afschuwelijke verhaal feitelijk. Zijn emoties zijn pas zichtbaar als hij het over het hier en nu heeft, over de corruptie binnen het huidige regime, over de arrogantie van de rijken en over de in zijn ogen onmogelijkheid iets aan de oneerlijke situaties in zijn land te veranderen. Als ik nu terugdenk aan Meluangs verhaal schaam ik me voor mijn telefoonstress. Ik besluit om me zonder zeuren neer te leggen bij het kleine verlies.

Meluang neemt ons op weg naar het meer eerst nog even mee naar een lotusfarm met atelier waar tien vrouwen bezig zijn met draden trekken uit de vezels van de lotusplant. Uiteindelijk worden dat prachtige stoffen die ecologisch verantwoord tot stand komen. De vrouwen krijgen prestatieloon, hoe meer meters, hoe meer geld. Dit druist in tegen Meluangs gevoel voor eerlijkheid. Iedereen doet zijn best, dus iedereen heeft recht op hetzelfde salaris. We komen langs een dorp met huizen op palen waar de mensen te arm zijn om hun kinderen naar school te sturen, want ook openbare scholen kosten hier veel geld. Gelukkig zijn er wat vrijwilligersinitiatieven, maar dat zal wel niet alle behoeften afdekken.

Ons toch al niet uitbundige gezelschap, als ik dat zo mag inschatten, is stil van al die misstanden en stapt zwijgend het kleine bootje op dat in de haven voor ons klaar ligt. Meluang probeert de stemming te verbeteren en maakt grapjes die niet te volgen zijn. Ze helpen niet, maar gewoon op het water zijn helpt wel, zeker bij mijn reisgenoot R die zelf op een boot woont en het water al begon te missen. Hij heeft veel beter door dan ik dat de boottocht niet zonder gevaar is. Omdat we pas aan het begin van het regenseizoen zitten is het water nog erg laag en is er in het kanaal slechts een smal deel waar je kunt varen. We varen dus steeds rakelings langs de tegenliggers die veel groter zijn dan wij.

We passeren kleurrijke woonboten waar de vissers wonen met hun gezinnen. Kinderen zijn lekker aan het zwemmen, vrouwen aan het koken, mannen bezig met netten repareren en kletsen. Ik hoop dat deze kinderen naar een vrijwilliger school kunnen.

We varen het meer op naar een veel grotere boot. Hier kunnen we relaxen, in hangmatten liggen, verhalen lezen over het meer en van de zonsondergang genieten. Er wordt een Khmer maaltijd voor ons neergezet. We gaan aan tafel zitten. Om beurten loopt een van ons gezelschap naar de voorkant van de boot om te checken of we de ondergang niet gaan missen, maar telkens komt het bericht dat er wolken zijn die de zon verhullen. Ik leg me er bij neer, geen ondergang bij de Ankor Wat, geen ondergang bij het meer. En dat is de truc, he, neerleggen, antijinxen. Een van de Filipijnse vrouwen is aan de beurt om te checken. Ze laat haar ingetogen natuur even voor wat het is en schreeuwt dat de wolken zijn verdwenen. We spoeden ons allen naar het dek. En daar zien we niet alleen een enorme rode bal die in hoog tempo het water in zakt, maar ook een kleine maan, liggend op zijn rug.

Er wordt op mijn deur geklopt. Het is Song, in zijn hand mijn mobiel, de minibuschauffeur heeft hem teruggebracht.

20 juni 2018

Als Khaosan Road stil is

Felgroene rijstevelden aangewaterd door rode kanaaltjes, lotusvijvers, witte buffels, witte buffels, witte buffels, troepen wilde honden met vastberaden koppen, cirkelende ooievaren, dorpjes waar ze gigantische, felgekleurde hanen maken, jongetjes in schooluniform die op een smalle rand rond een tempelcomplex rennen, opeens toch een rotsig bergje in het platte land. De weg door het Cambodjaanse achterland is alles behalve saai. Dat is fijn, want we doen er best lang over.

Internet staat vol horrorverhalen over de grens overgang bij Poipet. Cambodja uìt is zo gepiept, Thailand ìn is een ander verhaal. De meedogenloze Thaise immigratiedienst zou je uren laten wachten in de brandende zon, ze zouden honderden vragen stellen, je behandelen als een crimineel.

Als we stoppen in Poipet komt er een strenge ambtenaar met een hoop tressen de bus in. We krijgen een kaart aan een touwtje om onze nek en hij legt in kort afgebeten Engels uit dat we langs vier controleposten komen en wee onze gebeentes als we er een missen. We moeten de bus verlaten met al onze bagage en de grens lopend zien te passeren. Bij de laatste post zullen de mannen van de vrouwen worden gescheiden. Ik word er toch wat zenuwachtig van. Volgens mij heb ik niets verkeerd gedaan, maar misschien denken de Thai daar anders over. En anders gaat de boevenkop van mijn reisgenoot R ons natuurlijk in de problemen brengen.

Tot en met de derde controlepost gaat alles best goed. We mogen na een piepklein paniekmomentje (want waar zijn onze visa?) Cambodja uit, door Niemandsland (waar overduidelijk Niemand zich verantwoordelijk voor voelt want jemig, wat een teringzooi is het daar), het gebouw van de Thaise immigratie in, de trap op, naar de paspoortcontroles. Ik zie dat de vrouwelijke douanebeambte wel twintig foto’s van R maakt, maar ze laat hem wel lópen.

Bij de laatste post moet onze bagage door een scanapparaat. Ik leg vier stuks bagage op de band en op het laatst, o ja, gooi ik nog even mijn kleine grijze tasje met creditcard, paspoort en cash erbij.

Ik loop snel naar de andere kant van het apparaat. Alles komt er keurig uit, behalve dat kleine grijze tasje.

Aan de andere kant van de grens is er echt een andere wereld. De magere, witte buffels hebben plaatsgemaakt voor gezette, grijze buffels met ieder een witte alba vogel op de rug. De velden zijn kleiner en voller, er is veel meer afwisseling in begroeiing. In de dorpjes zijn nog steeds plaggen hutjes, maar er is ook een hoop lelijk beton waar het

Disaster Relief Training Center ook niets aan kan doen. En overal hangen enorme foto’s van de koning van Thailand, soms van de nieuwe, soms van zijn vader die in 2016 overleed en erg geliefd was. Ik moet opeens denken aan Yul Brynner die in een romantische serie voor koning van Siam speelde en verliefd werd op een Amerikaanse gouvernante. Een onmogelijke liefde, zo saai, ik val in slaap.

Als ik mijn ogen opendoe, rijden we midden in metropool Bangkok. De tempels en golfplaten huisjes zijn goed verstopt tussen de moderne hoogbouw. Als we even later worden afgezet op Khaosan Road, het backpackers gebied, merken we daar weinig van, we gaan gewoon op in het gedoe. We checken in, gaan heerlijk eten, nemen een voetmassage en komen erachter dat ook onze benen worden aangepakt. Masseuse Poon knijpt, wrijft, slaat, duwt, buigt en kneedt. Ik ben zo relaxed dat ik na afloop nauwelijks meer kan lopen. Strompelend, steun zoekend bij elk paaltje maken we nog een avondwandeling door de stad voor we ons te ruste willen leggen. Uh, ja, te ruste leggen? Onze kamers liggen recht tegenover twee Kermisdisco’s die dezelfde macarenagamuziek hebben geprogrammeerd, maar helaas niet synchroon lopen. Ik word daas. Ik bel de receptie met een Italiaans accent met verzoek voor kamer aan de achterkant. Ze neemt het accent onmiddellijk over en zegt dat ze fully booked zijn. Ik zet een tijd mijn JBL aan en ga zingen voor tegengeluid, maar uiteindelijk wil ik gewoon slapen. En net als mijn kleine grijsje tasje die niet was gejat, maar was blijven steken in het scan apparaat, komt het ergste niet altijd uit. Ik val zonder enig probleem in slaap en wordt pas wakker als Khaosan Road stil is.

21 juni 2018

Het besluit

Ik draai me in lappen om genoeg lichaam te bedekken zodat ik niemand kan beledigen en koop tickets voor de Sokuthai Traimit, de tempel in China Town met de grootste Buddha ter wereld van puur goud. Hij weegt 5.5 ton en is bijna 30 miljoen pond waard. R weet alles van goud en rekent me voor dat de Buddha toch verzwaard moet zijn met ander materiaal.

Het is al de tweede keer dat we in China Town zijn vandaag. R wil een gouden deal sluiten met de Chinezen. De Chinezen zijn daar ook voor in, maar zijn geduldig en berustend als het niet lukt en dat is prettig niet-zaken doen. R maakt tactische keuzes bij het al dan niet benaderen van handelaren. We hebben er al tien bezocht voor we onze aandacht even op andere kwesties richten. Het is lunchtijd en de Chineze keuken wordt onderschat, dat is bekend. We laten ons verwennen in een klein straatrestaurantje waar ze alles wat God bedacht heeft weten om te zetten in lekker eten.

Voor de goede vertering gaan we naar het Lumphini park, een chill park met een enorme vijver tjokvol dikke vissen. Het gerucht dat de Thai alle varanen uit het park hebben weggehaald blijkt gelukkig niet waar. We kunnen twee knoeperds van heel dichtbij bekijken.

We kopen nog wat fruit en evalueren de ochtend. Ik probeer de stoelentruc met R om hem met zijn zaken te helpen. In de rechterstoel is de deal afgeketst en in de linkerstoel is het doorgegaan. Door plaats te nemen in de stoelen kun je voelen hoe het is na afloop van je besluit. Nog voor R de tweede stoel probeert, wil hij terug naar Chinatown.

Hoewel reizen met de tuktuk steeds weer een spannende ervaring is, kiezen we voor de afwisseling voor de metro. Je hoeft minder te onderhandelen, de vervoerder probeert je nergens anders naartoe te brengen dan wat is afgesproken, er is beduidend minder botsgevaar en je bent er veel sneller. Beslist een goede deal, maar geen opmaat voor die van R zoals later blijkt. Er volgen nog veel gesprekken over grammen, percentages en bahts uiteraard, maar R ziet uiteindelijk af van zaken doen met de Chinezen en is tevreden met zijn besluit. We hebben wel een hoop deals die wèl tot stand kwamen tussen Chinezen onderling kunnen observeren. Omdat alles gestandaardiseerd is, goud als oude sok wordt gezien en de verwerking tot een sieraad bijna niets kost, gaan die deals vaak heel snel. Of het nou een armband, ring of ketting is doet er niet toe. Dat wordt anders als er vrouwen bij zijn, die vinden de vorm wel belangrijk en dan duurt het langer.

We reizen terug naar Khaosan Road. Dochter L appt me dat als ik nog een andere kamer wil, ik vanavond opnieuw de receptie moet bellen. Ze legt uit waar de Thai gevoelig voor zijn. Daarom werk ik tussen de bedrijven door hard aan mijn Russische accent, maar meer omdat dat leuk is om te doen dan dat ik fiducie heb in mijn vermogen een demanding Svetlana uit Moskou neer te zetten. We zijn dan ook blij dat er op het terrein van het hotel een goed uitgeruste pharmacie blijkt te zitten met tientallen producten tegen katers, keelpijn, babies èn oordoppen! Ik vraag aan het meisje achter de kassa of ze er veel van verkoopt. Ze glimlacht mysterieus. Hoewel ook R vannacht prima geslapen heeft, nemen we er toch een paar af.

22 juni 2018

We zijn wijzer geworden

Taxichauffeur Watsuwan probeert me over te halen mijn plannen te veranderen, maar ik wil perse naar het Erawan museum. Hij blijft erg aardig, zeker als ik beloof na mijn bezoek met hem terug te rijden naar ons nieuwe hotel in de wijk Sumkuvit, ver van Khaosan Road. Watsuwan rijdt lekker door, maar kijkt eerst voor hij uitwijkt en gaat voorzichtig met de tuktuks om. Hij verontschuldigt zich steeds voor zijn beperkte Engels, en dat doe ik dan weer terug (we zijn net een stel dat op zeker gaat scheiden in een slechte B film ‘Yòu’re sorry? No, Í’m sorry!’ ), maar we begrijpen elkaar uitstekend.

We gaan over de Rama VIII Brug die wel wat weg heeft van onze Erasmus brug maar met beduidend meer goud bedekt is. We passeren een APM terminal. Ik krijg meteen het gevoel dat ik thuis ben wat ik eigenlijk ook ben.

Na twintig minuten zie ik de gigantische driekoppige olifant Erawan boven op zijn roze sokkel over de betonnen wegen uitkijken. Hij had vast een leuker uitzicht toen hij in 1957 door zakenmagnaat Lek Viriyapant werd gebouwd als omhulsel voor zijn prachtige collectie religieuze antiquiteiten. Erawan is met sokkel 47 meter hoog en alleen al zijn hoofd is twee keer zo zwaar als de gouden Buddha van gister. Dit museum voor vrede en compassie is van binnen bijzonder smaakvol ingericht. De verlichting en kleuren vind ik niet echt Aziatisch aandoen, maar Lek heeft dan ook veel tijd buiten Azië doorgebracht.

Door de wenteltrappen te beklimmen, maak je een reis van de onderwereld om via de voor buddhisten belangrijke berg Meru, uiteindelijk in de Cosmos te komen waar de hinduistische goden wonen. Dit museum met de tuin vol watertjes en vlindertjes ligt ver van het centrum, er zijn slechts een handjevol bezoekers. Het draagt allemaal bij aan de grote kalmte die mij overneemt.

Ik bedenk pas later dat ik Watsuwan had moeten aanbieden een kaartje voor hem te kopen, misschien is hij zelf nooit binnen geweest. Moge een andere toerist daar binnenkort wel op tijd aan denken.

Ik ben op tijd terug voor de lunch met R. We strijken neer in een tentje dat er gezellig uitziet en bestuderen het menu dat zoals bij veel Aziatische restaurants een enorm boekwerk is. We bladeren dat graag van begin tot einde door. Op de laatste bladzijde staat dat we twee krokets of bitter balls kunnen bestellen voor 150 baht. Hoe heet deze tent eigenlijk? Het meisje wijst op het plaatje boven de deur. The old Dutch mill, tsss! In onze straat hadden we ook al een restaurant gezien met de naam Bei Otto. Je kan er schnitzel eten en witte asperges. Jakkes, nog even niet, zeg, het einde van onze vakantie komt toch al veel te snel in zicht. Daar moeten we wat aan doen. Als we ’s avonds wegens het niet doorhebben van het stratennummeringssysteem een wandeling van tien minuten hebben omgezet in een wandeling van zeven kilometer, hebben we recht op een uitgebreide massage. We stappen een salon in met stevige, gespierde dames. De masseuse die mij onder handen neemt maakt bewegingen als van een gepassioneerde harpiste. Klassieke muziek, ik kan het precies horen in mijn hoofd terwijl ik haar bewegingen volg. Een hoop crescendo’s en decrescendo’s. Een schitterend concert al word ik er heel slaperig van. En dat geeft niets, want we zijn wijzer geworden. Deze massage genieten we ná de wandeling èn vlak bij ons hotel.

23 juni 2018

Laatste dag

Een geschrokken rat met gehavende staart rent de keuken uit van het tentje waar we zojuist schelpen en kleefrijst hebben besteld. Ik kijk naar R, hij haalt zijn schouders op. Hij heeft gelijk, wat zou ik me druk maken.

We worden afgeleid door een auto met omroep installatie die met de macht van decibellen de weg wil vrijmaken voor twee hypermoderne bussen die achter hem rijden. De bussen lijken gevuld te zijn met Japanse toeristen, maar het zullen wel koningen en koninginnen wezen. Verderop zijn mannen bezig met de reparatie van electriciteitskabels. De kabels hangen in dikke trossen bovengronds, vaak gevaarlijk laag trouwens. De mannen hebben grote spijkers aan hun schoenen die ze in de gaten in de palen steken, zo klimmen ze naar boven. Slim bedacht, scheelt ook onderhoud.

De schelpen met Thaise basilicum en rode pepers worden geserveerd, ze smaken natuurlijk goddelijk.

Laatste dag! De ochtend is goed besteed met een bezoek aan het Kamthieng House museum met uitleg over het spirituele leven van het matriarchale Lanna volk waar ik leer hoe ik kikkersoep kan maken. Dan een bezoek aan het Bechari park, in elkaar gezet voor de koningin toen ze zestig werd. Ik houd sowieso van parken en dit is een hele goeie. De fonteinen in de vijver overstemmen het verkeer. Er zijn allerlei fitness apparaten die handig gebruik maken van je lichaamsgewicht. Op de sportveldjes wordt uitgesloofd en gejoeld. Ik wandel langs de moderne beelden die toch weinig aan de verbeelding overlaten. Ik vraag me af of de koningin zelf wel eens is komen kijken en wat ze ervan van vond. Een Thaise nanny doet Tai Chi oefeningen voor aan een bolle, Westerse baby die daar heel hard om moet lachen. Een beo-achtige vogel pikt boos naar een Thaise eekhoorn met een witte buik.

Doordat het verkeer muurvast en de skytrain stampvol is, vallen zowel plan A (pier) als plan B (Ratachma markt) voor de middag in duigen. De bonte avond daarentegen had niet beter kunnen verlopen. We hebben de afgelopen dagen vaker uitstekende bandjes horen spelen en vandaag spelen vier jonge mensen zulke lekkere jazzmuziek in een van de restaurantjes in de Helix toren. Later vind ik dat er in Nakhon Pathom, vijftig kilometer buiten Bangkok, een conservatorium is met een jazzdivisie. Heerlijk, die kids die zelf ook zo genieten van hun eigen muziek.

Later op de avond lopen we naar Checkinn99, een jazztent met goede recensies. Gisteren hadden we zeven kilometer nodig om het te vinden, maar toen was er niets te beleven. Vanavond zou Tiffy & the Soul holic komen spelen. Als we het straatje inlopen en we een wel heel spannende dame zien ronddrentelen, denken we dat we wéér verkeerd zijn gelopen. Later blijkt dat natuurlijk Tiffy te zijn. Jazz is het niet, maar wat een dijk van een stem en wat een goeie band. De entourage is wel een beetje ongemakkelijk. Witte mannen die een fles Bacardi bestellen worden omhelsd door alle bedienende dames. Tiffy richt steeds meer aandacht op ons. R had dat al een beetje zien aankomen en ons tafeltje verruild door een die verder van het podium zit, maar het helpt niet. Tiffy wil dat we verzoeknummers plaatsen, maar mijn hersens zijn ergens deze vakantie op non actief gezet en ik krijg ze niet aan. Tiffy is net een strenge juf die niet wil accepteren dat een leerling echt het antwoord niet weet. Als ze nou een béétje zou voorzeggen, maar nee, ze laat gewoon lange stiltes vallen tot ik iets over Stevie Wonder roep, maar dat keurt ze dan af.

Ik vraag aan R of wij geen recht hadden op massage vandaag. Ja, dat vindt R ook, maar dan moeten we opschieten. We vinden zowaar een salon die nog niet heeft afgesloten, hoera! Vanavond geen harpiste, maar een bloedserieuse jongeman die er ook wat van kan.

En dat was het! Morgenvroeg pakken we een taxi naar het vliegveld en vliegen we naar Amsterdam. Het is erg mooi geweest.