We liggen tussen twee spiksplinternieuwe motorjachtjes. Op de ene staat ‘Connie Beter’, op de andere ‘Ali Mentatio’. Ze zijn vast van twee zussen zijn die elk weekend schaterlachend over de Kaag varen, in de ene hand het stuur, in de andere een glas champagne. 

‘Ali, doen we weer Tante Kee vanavond?’ schalt Connie over het water. 

Ali haalt de klip met parels uit haar haar en schudt even met haar hoofd, de versgeverfde krullen landen netjes geschikt op haar blote schouders.

‘Ik reserveer wel even, Connie’, roept ze en heft het glas naar haar zus.

Connie en Ali zitten er niet mee dat Jachthaven Kaagdorp op een echt eiland ligt, dat je hier gevangen zit en er niet zomaar af kan. De paniek die ik nu voel kennen ze niet, zij nemen het leven gemakkelijk. ‘Maak je niet zo druk’, zeggen ze in mijn hoofd als de overdosis adrenaline me in beweging brengt. Op een holletje verlaat ik de haven en ontdek al snel het gele pontje. Navraag bij de havenmeester levert gerustellende informatie op: de pont gaat dag en nacht, ik kan 24 uur per etmaal het eiland af. Mijn ademhaling zakt, mijn hartslag ook, nu kan ik op verkenning van het eiland. 

Als ik beloof dat ik geen bierblikjes achterlaat mag ik het terrein op van het bezinningscentrum Stal op de Kaag. Het is opgericht door priester Kees, de oudste zoon van de scheepswerffamilie Van Lent die al honderdzeventig jaar een prachtige werf heeft op het eiland. Heel af en toe gaan de grote deuren van de werf open en glijdt er een designschip naar buiten met een wijnkelder voorzien van een onderwatervenster of met een zwembad op het hoofddek met een glazen bodem, zodat gasten op de dansvloer de zwemmers boven hen kunnen bekijken. Kees was voorbestemd dit mooie bedrijf te gaan leiden, maar na een paar jaar weg- en waterbouw in Delft verkoos hij het priesterschap. 

Ik kan een rondje lopen langs de meditatiepoppen van houtsnijwerk, ik kan wandelen over het laarzenpad, ik kan op de bankjes zitten met uitzicht over de plas. Ik doe het allemaal en word zo kalm dat mijn geheugen weer aangaat. Ik weet het weer, zeven jaar geleden was ik hier ook! G en ik wilden leren zeilen en huurden voor drie dagen een privé leraar in. Overdag zaten we op het water, ’s nachts sliepen we hier in een B&B. Zeven jaar geleden blaakte ik denkelijk van het zelfvertrouwen, ik kan me niets herinneren van eiland-angst, ik herinner me wel dat onze leraar een engerd was. Hij was erg boos over zijn ontslag  bij het wapendepot van Defensie, hij had zijn dochters tuchtig opgevoed en hij had een ongezonde behoefte aan bevestiging van zijn kwaliteiten. We behaalden een diploma, die van mij hangt nog steeds op de ijskast.

Na het filmpje van Royal Van Lent Shipyard, naar binnen gluren bij Tante Kee en een wandeling over het kerkhof haast ik me terug naar de pont. Op het eiland zijn geen winkeltjes. Aan de overkant moet ik een uur wandelen voor de dichtstbijzijnde supermarkt, maar tussen 5 en 6 komt er een soort SRV-wagen langs. Die wil ik niet missen. Op de pont sta ik ingeklemd tussen twintig kindertjes met zwemvestjes aan. Ze zijn doodmoe, de hele dag hebben ze zeilinstructies opgevolgd. Hun juf ziet er veel liever uit dan de psychopaat van G en mij. Aan de overkant bedenk ik dat een pont natuurlijk OV is, had ik geen kapje op gemoeten?

Vandaag hoeven we niet ver, we varen naar jachthaven De Brasem met de vaardige havenmeester. Hij staat ons op te wachten bij de kade. Zodra we dichtgenoeg bij de steiger zijn springt hij aan boord en neemt het stuur ongevraagd over van G. Heerlijk vindt hij dat, een nieuwe schuit naar binnen loodsen. Hij legt ons op een lekker plekkie met uitzicht op het Braassemermeer. Vaste land onder mijn voeten en een supermarkt op loopafstand, ik heb weer controle! Ik spoed me naar de Dirk, sla expres onvoldoende in zodat ik zometeen nog een keertje moet. Vriend K komt langs. Na geruime tijd chillen op het achterdek willen we de benen strekken, met zijn drieën gaan we op zoek naar de dorpskern van Roelofsarendsveen. Uren zijn we bezig, maar vinden niks ouds en gezelligs. Google maps leidt ons naar het centrum, maar dat is een modern winkelplein rond een parkeerterrein met een HEMA, een Hunkemöller en modezaak Jennie’s Rits. 

‘Zoek eens naar de dorpsstraat’,  zegt K.

Is er niet.

‘Zoek eens op kerkstraat’, zegt K.

Is er niet.

Het begint te dagen. Roelofsarendsveen heeft geen oud centrum, dat gezellige terras waar we zo’n zin in hebben bestaat helemaal niet. Connie en Ali willen hier nog niet dood gevonden worden, maar wij geven niet op. Google maps toont toch een terras. ’t Veen Eten en Drinken zal wel een snackbar wezen, toch lopen we de zevenhonderd meter om. We worden beloond, een echt terras op gras aan het water met enthousiast personeel en ijskoud bier. Ik hef het glas op Connie en Ali. Ali heeft haar echtgenoot hier achtergelaten. Soms vaart ze nog wel eens voorbij met haar zus als ze een afslag hebben gemist.

‘Weet je nog, Ali?’ schreeuwt Connie.

Ali huivert en geeft een dot gas.

Gepubliceerd door ursulajager

Ursula Jager heeft wiskunde gestudeerd, 33 jaar als manager gewerkt bij veel verschillende bedrijven, heeft 4 kinderen en 2 kleinkinderen, is getrouwd met beeldhouwer Guido Sprenkels. Ursula schrijft en zingt.

Doe mee met de conversatie

4 reacties

Laat een reactie achter