‘Weet je zeker dat dit de juiste route is?’, vraag ik aan mijn schoonzoon.  Na een uur wandelen zijn we aan de andere kant van de berg beland waar we opeens zonder aanwijzing moeten kiezen uit drie paden. Nee, hij weet het niet zeker, geeft hij toe. Een kwartier geleden volgden we nog een bordje met 2.3 km naar het Duitse dorpje waar wij deze week logeren. Dat klonk als een prima eindspurt van deze ochtendwandeling met kleinzoon in een draagunit, beurtelings op de rug van zijn vader en die van zijn moeder. Zo’n wandeling maken we elke dag, maar schoonzoon mompelde deze ochtend iets over meer ambitie. 

Mijn schoonzoon weet het niet zeker, het wordt steeds warmer en ons water is op. In het dal liggen enige vakwerkhuizen, wit en nieuw glimmen ze in de zon. Ik probeer de afstand tot de bewoonde wereld in te schatten en realiseer me dan dat het zinloos is. We komen waar het pad ons brengt en nergens anders, de berg is te steil voor het nemen van een eigen route. Ik probeer het gevreesde woord weg te houden uit mijn hoofd, maar het is al te laat. Met grote neonlichten flitst het door mijn brein: we zijn verdwaald! 

Verdwaald zijn is ultiem controleverlies, voor mij een beangstigende toestand. De neonlichten geven het startschot voor het aanmaken van adrenaline en cortisol. Hoppa, daar gaat mijn hartslag omhoog en daar vlak achteraan komen de rampbeelden in mijn hoofd. We worden nooit meer gevonden, we verdrogen, hongerige buizerds scheuren het vlees van onze botten.

Waar het idee ook van de Duitse gründlichkeit is ontstaan, het was in ieder geval niet in Sauerland. Dit is meer de streek van de goede intenties, de streek van een goed begin is het halve werk en naar de tweede helft kun je fluiten. Het zijn geen afmakers, de Saurlanders. Leuk, die routebordjes boven op de berg, maar vervolgens wandelaars verderop driesplitsingen voorschotelen en ze zonder duiding aan hun lot overlaten: typical.

We voegen ons maar naar schoonzoons keuze, gedwee loop ik naast mijn dochter over het middelste pad. Het is de laatste dag van een mooie familievakantie, als we deze wandeling tenminste tot een goed einde weten te brengen. Ik ben gezegend, alle kinderen en aanhang konden mee dit jaar.  

Mijn kleinzoon luistert de boel op. Dat begint al in de vroege ochtend. Elke dag is hij als eerste in de woonkamer met een van zijn ouders. Elk familielid dat in de loop van de ochtend naar beneden komt, krijgt dezelfde behandeling. Ze krijgen hun schoenen aangereikt en als aan de orde ook hun tas, portemonnee, laptop, autosleutels. Want kleinzoon houdt van orde en spullen horen bij de eigenaar. De rest van de dag houdt kleinzoon zich bezig met afdekken, alles wat open staat wordt direct gesloten: dozen, ramen, deuren, tassen, potten. Zijn eerste woordje was dan ook ‘dicht’. Kleinzoon heeft er nog flink wat werk aan, het is ongelooflijk wat negen volwassenen allemaal openen op een dag. 

Morgen gaan we weer allemaal naar huis, maar daar wil ik nog helemaal niet aan denken. Liever denk ik terug aan een week geleden toen we hier aankwamen in vier teams met een eigen vervoermiddel. Levensgezel G en ik reizen de avond van te voren naar Zevenaar en logeren in het sneue en te dure Campanile hotel. Zo kunnen we extra vroeg op onze bestemming aankomen. Maar dochter L die per trein reist met man en kind wint de race. Kleinzoon ligt al in het kinderbedje voor zijn middagslaapje als wij het bospad oprijden naar het vakantiehuis. Een half uur later arriveert zoon R met vriendin en zijn zus, gisteravond uit de kroeg in Leiden geplukt omdat ze laat besloten ook alvast af te reizen naar Duitsland. Om half drie vannacht kwamen ze aan in Dortmund. Het laatste team met een nieuwe schoonzoon arriveert spoedig daarna in een auto volgeladen met zaken zoals een gitaar, een food processor en game apparatuur. Een mooie aanvulling op onze bordspellen. Een huis vol mensen, activiteiten, geluid, geluid, geluid en gewoontegetrouw gaan we elkaar flink zitten irriteren. Maar dan bedenkt een ieder van ons dat we een klein onbedorven jongetje bij ons hebben. Niemand wil op zijn geweten hebben dat dit mannetje zich ook maar een tel ongelukkig voelt omdat wij ons kinderachtig gedragen. Na één dag al leven we in perfecte harmonie. We zijn verdraagzaam, we laten elkaar voorgaan en uitpraten, we  lossen elkaar moeiteloos af met koken, voorraden aanvullen en zwabberen. Opeens zie ik ons nieuwe patroon: we zijn heilige, saaie boontjes geworden! Dat kan niet goed zijn voor kleinzoon, zometeen denkt ie nog dat de hele wereld zo in elkaar zit. Ik ben blij dat we nu eens goed verdwaald zijn, dat ik zometeen een aanval van schreeuwzenuwen krijg en dat we kruipend met verschroeid verhemelte de berg af moeten. 

‘Ik heb bereik!’ , roept mijn dochter. Triomfantelijk houdt ze haar telefoon in de lucht. Dan laat ze hem zakken, toetst wat nummers in en belt. Er wordt opgenomen. 

‘Hé pa, ik stuur je zo mijn locatie, kun je ons komen halen met de auto?’ 

Het is even stil, dan zegt ze: ‘We hebben geen water meer, pa.’ 

Weer is het stil en dan speelt ze de troefkaart, dat zou ik ook gedaan hebben. Ze herinnert haar vader er aan dat zijn kleinzoon bij ons is. Nog geen kwartier later rijdt mijn trouwe echtgenoot ons tegemoet op het pad. Hij heeft er zelfs aan gedacht water mee te bre