Familievakantie´Hier moet het zijn’, zeg ik als ik grote blauwe deuren zie in een lemen omheining. Levensgezel parkeert de auto en nog voor hij de sleutel heeft omgedraaid remt de auto van zoon- en schoondochterlief vóór ons. We zijn al twee dagen met hen op stap, maar het transport doen we in eigen tempo, dus is het verrassend dat we hier op hetzelfde moment zijn. We zwaaien verheugd en willen alle vier onze mobiel verlaten, maar precies op dat moment begint het keihard te regenen. In één gemeenschappelijke ‘BAM!’ slaan we allevier onze portieren dicht. Even afwachten maar.
In vertrouwen, want we zijn niet in Spanje of Italie waar zulke druppels het begin kunnen zijn van drie dagen nonstop water uit de lucht. In Frankrijk vindt Degene die over het weer gaat dat het wel een gebbetje moet blijven. Daarom hebben ze in de zomer louter minibuitjes. Ik benut de tijd om de instructies van de Engelse eigenaresse van ‘La Ferme’ over het openen van de deuren doorsturen te nemen. Met één foto had ze er een simpele uitleg van kunnen maken, maar daar houden Engelsen niet van, ze zijn te dol op hun eigen taal en prefereren tekst, véél tekst. Eindelijk ben ik er doorheen en breng de essentie over aan levensgezel. De zon schijnt nog niet, vreemd. Levensgezel doet zijn portier open en verdwijnt in de slagregen. Even later gaan de deuren open en rijden we naar binnen. Ja, dit is het huis dat ik heb gehuurd en waar we met alle kinderen, aanhang en kleinzoontjes de komende week verblijven. Het platteland van Pas-de-Calais. Een gehucht met 124 inwoners, geen moer te doen. De dichtsbijzijnde carrefour is 20 minuten met de auto. Heerlijk.
We laden de auto uit. De belangrijkste spullen het eerst: twee volle Albert Heijntassen met bordspellen. Dan de tassen met lekkere hapjes, zojuist aangeschaft in Fruges. We verkennen La Ferme, het valt bepaald niet tegen. Naast de beloofde ruimtes blijkt er ook nog een pingpongkamer te zijn. Twee uur later arriveert plukje drie: twee dochters en één schoonzoon. We maken een voorlopige kamerindeling. Morgen verwachten we de overige vijf en zijn we compleet. Zoonlief met schoondochter verdwijnen in hun lievelingsruimte, die waar we beginnen met zoeken als we ze kwijt zijn: de keuken. Ze hebben al bedacht welke nieuwe gerechten ze deze vakantie willen proberen.
Ik ga naar buiten en loop het weggetje op tegenover ons huis, voor mijn benen is het stijgen even wennen maar de beloning van het uitzicht groot. Dit komen wij tekort, hoor, in de randstad van ons land: uitzicht, een ander perspectief.
Ook kleinzoon vindt het mooi: koeien van bovenaf. Ze zijn nu lekker klein, zo is hij er niet bang voor. Hij ziet meer nieuwe dingen tijdens zijn eerste verblijf in Frankrijk. Ik neem hem mee naar het grafveldje bij de kerk. We doen een speurtocht. Ik wijs een beeld aan van Jezus aan het kruis en vraag hem er meer te zoeken. Onwaarschijnlijk systematisch zoekt hij de grafstenen af en vindt ze allemaal. Sommige zijn zo oud dat ze beschadigd zijn. Ik moet uitleggen waarom er een gat in de buik van Jezus zit of waarom hij niet netjes op zijn kruis ligt. Dan ziet hij opeens de spijkers door de handen en wil een verklaring. Hoe leg je dat uit aan een drie-jarige? Ik begin over gemene boeven, maar kom daar toch niet helemaal uit.‘Kom, we gaan weer naar huis, naar je broertje’, zeg ik.
Want dat is het mooie: we dijen uit. Er is dit jaar een nieuw nazaadje bij, een ventje met een stralende lach voor eenieder die binnenkomt. Een blond manneke met slanke voetjes en beentjes die trillen van inspanning als hij langs de tafel loopt. Mijn eerste kleinzoon is nu een reus. Met enorme voeten die gele havajanas opvullen en kolenschoppen van handen om hutten mee te bouwen. Hij is het ermee eens: we gaan terug naar zijn broertje en de rest van de familie in La Ferme. Eens kijken wat de pot schaft vanavond.