Met improviseren zorgen dat het tóch voor elkaar ķomt, ooit was ik daar goed in en vertrouwde er steeds meer op. Zeker toen ik geen directe zorg meer over kinderen en werk had. Enige kleine verplichtingen daargelaten, leefde ik er op los.
In mijn nieuwe hoedanigheid van schildpad kom ik niet ver met deze vaardigheid. Omdat ik afhankelijk ben van anderen en niet van hen kan verlangen dat zij last minute gaan improviseren, moet ik plannen, plannen, plannen. Mijn geliefden willen van alles voor me doen, maar zijn graag voorbereid op de extra’s die ik van ze vraag. Lievelingszinnetjes ‘we zien wel’ en ‘komt goed’ kan ik dus niet meer met goed fatsoen bezigen.
Lijstjes moeten er komen en tijdspaden, talentoverzichten en vernuftige evaluatieformulieren om te kijken of het morgen sneller kan of met minder inspanning. En ik dacht dat ik daar als pensionada i.a. vanaf was, ha!
‘Weet jij hoeveel panty’s jij hebt?’, vraagt levensgezel die zich buigt over de laatste restjes re-organisatie van mijn kledingkast.
Vast een hoop, het laatje kan al heel lang niet meer dicht. Toch knijp ik stevig in Looprek als levensgezel het formidabele aantal noemt.
‘Ik zou denken dat je, als je er twintig hebt, stopt met aanschaffen. Waarom koop jij steeds nieuwe exemplaren?’
Tja, leg dat maar eens uit aan een man die nooit zelf zijn benen in zo’n onding hoeft te wurmen.
Ondertussen leer ik steeds meer goede feeën kennen, elke dag klopt er een nieuwe aan voor het schrobben. Een van hen heeft Haarkunde gevolgd. Ze vertelt me dat het niet goed is elke dag mijn haar te wassen. Ik durf haar niet te vertellen hoe intens schildpadden genieten van stralen warm water over hun kop en beloof dapper de volgende dag mijn lokken op te steken.
Als zij vertrekt komt Superfee binnen voor een intake. Ze heeft duizend-en-een vragen, de een nog vreemder dan de ander. Wat ik zoal doe in mijn leven en wat ik graag eet bijvoorbeeld. Mijn antwoorden keyt ze in op haar telefoon. Razendsnel gaan haar twee duimen over de toetsen, toch duurt het telkens zo lang dat mijn brein onderprikkeld raakt. Heel gevaarlijk voor iemand die absoluut niet nog een keer mag vallen. Het is algemeen bekend dat onderprikkelde breinen zorgen dat er reuring komt en snel. Ze vuren opdrachten af naar het lichaam: ‘sta op!’ , ‘begin een gevecht!’, ‘stort neer!’
Nu komen die opdrachten bij schildpadden anders aan, maar toch is het linke soep.
Ik concentreer me uit alle macht op de duimen van Superfee. Wat zit ze in hemelsnaam allemaal te typen? Mijn antwoord is steeds kort en bondig. Zou ze ondertussen
met haar vriendinnen appen? Voegt ze soms haar observaties toe? (‘client rolt veelbetekenend met ogen’, ‘client balt vuisten’). Of lijdt zij ook aan prikkeltekort en pikt ze mijn prikkels in?
‘Hou jij van borrelen en rustig converseren?’, vraag ik.
‘Wij mogen niet drinken onder werktijd, mevrouw’, zegt ze.
Haastig leg ik uit dat mijn vraag niet bedoeld is als uitnodiging maar voortkomt uit nieuwsgierigheid.
‘Persoonlijk speel ik liever een gezelschapsspelletje’, zegt ze.
‘Ha!’, roep ik uit, ‘ik wist het: een zuster!’
Vader en zoon hebben dit gemist, zij doen een make-over van mijn werkkamer. Na een korte schets gaf ik ze twee dagen geleden cart blanche. Zoonlief begint. De hele middag is hij bezig achter de gesloten deur. Uitgeput gaat hij naar huis, vader neemt het stokje over. Ik probeer natuurlijk zo goed en kwaad als het gaat te weten te komen hoe het gaat worden. Door te gluren door het sleutelgat, desnoods door af te luisteren. De boem-stap-schuif’s van Looprek echter verraden telkenmale mijn snode plannetjes. Braaf draai ik me om als ik me betrapt weet en dat is dus iedere keer.
Ik nodig Superfee uit voor de opening.
‘De mannen in mijn familie zitten anders in elkaar’, fluister ik in haar oor.
‘Weet ik toch’, fluistert ze terug.
Dan zwaait de deur open van mijn werkkamer. We mogen naar binnen. Met één stap zijn we in het Grote Niets. Overal wit wat de klok slaat en slechts één object: een glimmend, leeg bureau.
Superfee roept: ‘Wow! Deze kamer is niet prikkelarm, het is ….’
‘prikkelloos!’, vul ik aan.
‘Nu overdrijf je’, zegt levensgezel, ‘deze bakjes moeten nog worden uitgezocht.’
En als ik met mijn ogen knipper zie ik toch wat spulletjes op mijn bureau en hé, ook de boekenkast is er nog en de blauwe bank.
Superfee knijpt even in mijn arm.
‘Dit kun je aan, zuster.’