‘U heeft nog acht bruggen te gaan en die moeten allemaal open.’
Brugwachter Koos heeft zijn stoel naar zoon R en mij gedraaid en laat op zijn scherm zien waar we nog allemaal langs moeten voor we in de Florijnhaven zijn. Hemelsbreed stelt het niks voor, de afstand tussen Delfshaven en Schiedam, maar met twee schuitjes over het water moet je er ruim de tijd voor uittrekken.
‘U heeft geluk’, zegt Koos en wijst op zijn broodtrommel waar slechts een paar kruimeltjes in zitten. ‘Ik heb net gegeten en ga u persoonlijk begeleiden.’
We vallen tijdens ons familieweekend met de neus in de boter, we hebben hier te maken met historisch bewezen Hollandse service: overwegend mechanisch en menselijke bediening. Koos geeft ons aanwijzingen over hoe snel en hoe ver van elkaar af we moeten varen en opent de eerste brug. Als wij met beide schuitjes de brug zijn gepasseerd, laat Koos het weer neer en fietst voor ons uit naar de volgende. Dit ritueel herhaalt zich zes keer tot we bij de laatste aankomen: de Provenier. Koos wacht tot de brug leeg is van verkeer en bedient de slagbomen. De eerste drie gaan kalmpjes naar beneden, de vierde komt echter trillend niet verder dan halverwege.
De lokale brugwachtster wordt erbij gehaald. Samen laten ze de boom nog zeker vijf keer trillen voor ze opgeven. De beveiliging is niet te overbruggen, de slagbomen moeten allevier dicht anders kan de brug niet open. De monteur wordt gebeld, maar die zit net achter de dampende aardappelen met moeder de vrouw en is op deze vrijdagavond niet meer tot actie te bewegen.
‘Gaan jullie terug of durven jullie hier te blijven?’ Koos wil graag naar een programma kijken over het winnen van de Postcodeloterij. Familieweekends zijn er voor de lol en voor de band. Met een beetje mazzel slijpen we aan oude patronen tot ze precies goed liggen. Natuurlijk gaan we niet terug, wat is dat voor vraag? We leggen dus aan vóór de Provenier om te overnachten aan de kade van de Noordvest. Ik hol met de fietsende Koos mee de brug over naar de Florijnhaven en regel daar met het bejaardenechtpaar van schip ‘Nog lang niet dood’ dat ik hun code mag gebruiken voor toegang tot het huisje met de douches.
Onze nood-ligplaats bevalt ons uitstekend. In de vroege avond komen steeds vriendelijke buurtbewoners met mopsneushondjes ons gedag zeggen. Als het later wordt zijn we moederziel alleen, niemand tot last en kunnen we ons liederlijk gedragen. Lied na lied zingen we meerstemmig mee met de JBL, met de slok gaat het beter klinken. Klinken doen we ook veelvuldig op ons samenzijn. Ruim na middernacht besluiten we dat we de afwas het beste morgen aanpakken als we ook de lege flesjes bij elkaar zoeken en het dek aanvegen. Voldaan kruipen we in de slaapzakken en geven ons over aan de stilte, het donker en de deining.
Schiedam is allang dolenthousiast aan het weekend begonnen als wij langzaam de slaapzak afstropen en de chaos bekijken die we gister hebben gelaten. Zestien handen maken het werk licht, we afwassen het bonken de kop uit. De regen spoelt het dek schoon, eieren en spek hebben we al aan boord. We ontdekken een nieuw spel, ‘Codenames’, dat de vrouwen verslaaft. Kamperen op het water, je moet ervan houden, wij doen dat.
We zien de monteur, we zwaaien en de brug gaat open, we kunnen dóór. In de Florijnhaven leggen we aan onder de vaderlijke toren van ‘Centrum voor Jeugd en Gezin’, gelukkig hebben we de lege flesjes al verstopt. We liggen aan de ene kant recht tegenover St Joris Doele waar je mag kiezen of je komt trouwen of vergaderen en aan de andere kant tegenover boot Quincy die beschikt over maar liefst zes kano’s met vissennamen. De kindertjes die komen lessen willen vast het liefst in de Tonijn.
Tussen de buien door bekijken we het schitterende centrum van Schiedam terwijl we boodschappen doen voor de coq au vin. Voor het onweer losbarst verdelen we ons over de schuitjes en na enkele wisselingen is er opeens een vrouwenboot (codespel en thee) en een mannenboot (natuurfilms en bier). Het is rustgevend een poosje met alleen het eigen geslacht te verkeren, maar ook fijn om ons bij borreltijd weer op één schuit te verzamelen. We harmoniëren het diner in. De rennende rat onder de brug en de lichtreclame van voormalig canabiswinkel ‘Fat Freddy’s Cat’ maken dat we ons extra veilig en plezierig voelen op de schuitjes, toch gaan we ze na het eten even verlaten.
‘We liggen tussen andere boten, we moeten deze avond anders aanpakken.’ had dochter J voorzichtig geopperd en ze had gelijk. We nemen een afzakkertje op het terras op de Grote Markt en splitsen weer op. De helft gaat jenever drinken en smartlappen zingen in café Klein Thalia, de andere helft gaat codes raden in de kajuit. Ik weet niet of we in de gaten worden gehouden vanuit de uitkijkpost van Jeugd en Gezin, maar ik weet zeker dat er vanavond niets op ons valt aan te merken.
Dat leest als een geslaagde familie reünie.
Dat was het, Hannie!