Na het ontbijt op ons schuitje stelt zoon R voor naar de bioscoop te gaan, om half elf draait er een film die we allemaal willen zien. Dat heb je in een wereldstad, vermaak is vierentwintig uur per dag beschikbaar. Er is nog niet veel volk op de been als we de tram pakken en ook in de bioscoop is het leeg. Rotterdam is een werkstad, op zaterdagochtend slaapt men uit. Na afloop van de film is het andere koek, Rotterdam doet boodschappen. We hebben met zijn allen veel minder ruimte dan normaal omdat de straten met linten zijn afgezet, zometeen is er een feestelijke optocht van het zomerfestival. Het verschil met het dorp waar mijn huis staat is pijnlijk duidelijk. Daar zijn de straten en terrasjes verlaten zodra de grote vakantie aanbreekt. Vaders, moeders, kinderen, iedereen denkt ‘wegwezen’ als de school voor zes weken de deuren heeft gesloten. Hier, in Rotterdam met zijn driehonderd evenementen per jaar, hoef je niet te vertrekken om de zomer te vieren. De stad biedt water, cultuur, natuur en voedsel wanneer je maar wilt en genoeg chillgras voor een siësta. 

‘s Middags moet ik terug naar het uitgestorven Voorburg waar nooit iets gebeurt, ik heb een afspraak met mijn taalmaatje. Als ik kom aanfietsen op het parkeerplaatsje voor de bibliotheek, zie ik een kort meisje van een jaar of veertien een grote kerel met zwart haar in bedwang houden. Hij zwaait met zijn armen en wankelt op zijn benen. Ik ben iets te laat voor mijn afspraak, maar voor deze situatie stap ik snel van mijn fiets.

‘Hier blijven, papa!’ schreeuwt het meisje dat hem nu met twee handen om zijn pols probeert te beletten naar de weg te lopen. Ik vraag hoe ik haar kan helpen.

‘Mijn vader is zo vreselijk dronken, ik moet mijn moeder bellen, maar ik heb geen telefoon’, zegt ze.

Heel even komt in mijn verdorven hoofd de gedachte op dat het een truc kan zijn, maar die ben ik snel kwijt. Ik neem de greep op haar vader van het meisje over en geef haar mijn mobiel. Nu pas zie ik zijn gezicht, hij is net graaf Dracula. Felgroene ogen met enorme pupillen, bloed op zijn lippen en tanden. Ik denk dat er iets anders aan de hand is dan dronkenschap, hij transpireert als een otter en zijn bewegingen zijn schokkerig. Er zit nog steeds een hoop kracht in deze reus, ik moet hard werken om hem vast te houden. Als ik probeer hem over te halen tegen de winkelpui te leunen, schrikt hij van mijn stem en probeert zich weer los te rukken. De moeder neemt niet op, het meisje wil haar vriendje halen, kan ik dan nog even op haar vader passen? Ze holt al weg en ik probeer Dracula over te halen op de grond te gaan zitten. Ook dit heeft een averechts effect, het lijkt wel of hij steeds sterker wordt, ik ga dit niet lang volhouden.  

Een ouder echtpaar wil wel helpen, ik vraag of ze een stoel willen halen bij de Chinees verderop. Als we hem kunnen overhalen te gaan zitten hebben we iets meer rust om een volgende stap te bedenken. Als we Dracula eindelijk in de stoel hebben, zakt zijn hoofd opzij en reageert hij niet meer.  Ik bel 112 en krijg instructies van de politie de man plat op de grond te leggen en te blijven checken of hij ademhaalt. Als hij daarmee stopt, moet ik direct weer bellen. 

Mijn vrouwelijke helpster slaat steeds op het hoofd van de man. ‘Wakker blijven!’ schreeuwt ze in zijn oor. Ik vraag of ze wat vriendelijker kan doen, maar ze schermt met haar beroep. Ze zegt dat ze sociaal-medisch hulpverleenster is. Bestaat dat beroep echt? Ik vind haar gedrag maar matig sociaal, maar het helpt wel wat ze doet want af en toe schiet de man weer wakker. In een mini-crisisoverleg besluiten we met zijn drieën te wachten tot de politie er is, dan kunnen zij zelf proberen de reus neer te leggen. 

Het meisje komt terug, de enige hulp die ze heeft weten te halen is een ander, nog kleiner meisje. Ze begint onbedaarlijk te huilen als ze haar vader zo ziet. Ik knuffel haar en beweer dat alles heus goed komt, de ambulance is onderweg. Nog voor ik ik mijn zin beëindig, scheuren twee politiewagens het parkeerpleintje op. Vier agenten nemen de boel onmiddellijk over, binnen tien minuten is de situatie onder controle. De vader ligt vastgebonden in de ambulance, de moeder is getraceerd en komt eraan, het vriendje en zijn zenuwachtig rokende vader zijn gevonden om het meisje bij te staan. Ik ben niet meer nodig. Ik loop naar de HEMA om mijn handen te wassen en een schoon t-shirt te kopen voor ik contact opneem met mijn taalmaatje. OK, Voorburg, point taken.

Gepubliceerd door ursulajager

Ursula Jager heeft wiskunde gestudeerd, 33 jaar als manager gewerkt bij veel verschillende bedrijven, heeft 4 kinderen en 2 kleinkinderen, is getrouwd met beeldhouwer Guido Sprenkels. Ursula schrijft en zingt.

Doe mee met de conversatie

4 reacties

  1. Nu woon ik toch al meer dan vijftig jaar in hetzelfde dorp als
    dochter U, maar hier sta ik bepaald van te kijken. Zou ze het over zich afroepen, vraag ik me wel eens af.

Laat een reactie achter