Kerstavond 2017. Ik wandel met mijn dochters door de oude kern van ons dorp. Feestelijk verlichte winkels, glühweinkraampjes, het gesprek over de liefde.
Mijn oudste dochter is aan het daten. Een maand eerder heeft ze een interessante jongen ontmoet maar ze weet nog niet waar het op uitdraait.
‘Hoe heet hij?’, vraag ik.
’Ritzo’ zegt ze, precies op het moment dat we langs een winkel lopen met de naam ‘Ritzzz’. Ik denk: dat is een teken!
‘Waar komt hij vandaan?’, vraag ik.
‘Groningen’
Ik denk: dat is een goed teken! Mijn opa is in Groningen geboren. Zijn vader heeft het Gronings volkslied gecomponeerd. Bovendien was een van mijn allerleukste klussen in Groningen. Ooit was ik 9 maanden lang interim chef bij de Gasunie, lang genoeg om een aantal Groningers goed te leren kennen. Daarom weet ik dat wat men over Groningers beweert, niet klopt. Groningers zijn juist goed in geld uitgeven, ze ervaren diepe emoties, schromen niet je daar deelgenoot van te maken en kletsen sowieso de oren van je hoofd.
De date van mijn dochter blijkt gelukkig een blijvertje. Een paar maanden na de kerst zullen wij (de rest van ons gezin) Ritzo voor het eerst ontmoeten. Ik had me net opgegeven voor een workshop Italiaanse liedjes zingen en nodig mijn dochters uit mij te vergezellen.
‘Nodig Ritzo ook uit!’, zeg ik tegen mijn oudste dochter. Voor de grap natuurlijk, want welke jongeman in Nederland wil zijn nieuwe schoonfamilie voor het eerst onder dat soort omstandigheden ontmoeten?
Mijn dochter brengt het ook als een grap over (‘haha,mijn moeder nodigt je uit voor een middag zingen’). Ritzo zegt direct ja.
Op de bewuste zondag heeft de NS een probleem en komen mijn dochter en Ritzo veel te laat. Ritzo legt dit bij binnenkomst netjes uit en zingt de rest van de middag enthousiast mee. Ziezo, zijn visitekaartje is afgegeven, schoonfamilie zit in de pocket.
Bij de volgende ontmoetingen blijkt Ritzo een getraind omdenker te zijn. Als je denkt dat er bij een bepaalde kwestie slechts één conclusie of oplossing mogelijk is, bedenkt Ritzo een andere. Vaak een betere. Hij doet dat door een van de veronderstellingen weg te laten of om te draaien.
We zijn blij met Ritzo al leren we hem niet heel goed kennen, want hij stelt liever vragen dan dat hij vertelt. We komen wel te weten dat hij is opgegroeid op een koeienboerderij, en dat hij een jaar eerder weer in Nederland was aangekomen na een fietsreis rond de wereld. Een reis die hij op klompen heeft gemaakt. Een reis die hem de overtuiging bracht dat de aarde bevolkt wordt door aardige, hulpvaardige mensen. Ooit wil Ritzo de avonturen van zijn wereldreis aan zijn kleinkind vertellen.
‘Dan moet je eerst zelf een kind krijgen’, zeg ik. Dat leek me trouwens een goed idee, vooral als mijn dochter dan de moeder van dat kind zou worden.
Ongeveer twee jaar na de Italiaanse liedjes besluit ik te stoppen met mijn werk als interim manager: ik wil schrijver worden. Ik denk weer eens aan Ritzo’s fietsreis en stel me hem voor als opa die een jongetje van een jaar of zeven over zijn reis vertelt. Hoe zou hij kunnen doen zodat het leuk is voor zijn kleinzoon?
Ik trek de stoute schoenen aan en vraag Ritzo of ik een kinderboek mag schrijven over zijn reis. Ik zou zijn avonturen beschrijven, maar de hoofdpersoon moet wel een kind zijn. Ritzo zegt beleefd dat hij erover na zal denken. Als ik hem vertel dat ik als voorlopige titel ‘Ritzo’s Rondje’ had bedacht reageert hij zelfs een beetje geschrokken: ‘whoooh, je bent er echt al mee bezig geweest!’
Deze conversatie vindt plaats in de auto. Mijn dochter is erbij en neemt me later even apart. Ze legt me uit dat zeggen dat je erover na wil denken in het Gronings ‘nee’ betekent.
Oeps! Ik dacht dat ik Gronings sprak, maar deze kende ik nog niet. Omdat ik hem niet in een ongemakkelijke situatie wil brengen, (nee zeggen tegen je schoonmoeder vinden vast veel jongemannen vervelend), krabbel ik zelf terug. Ik zeg dat het toch niet zo’n goed idee is en dat ik het al uit mijn hoofd heb gezet.
Ritzo, zijnde Ritzo, wil het juist doorzetten. En zo beginnen we aan een project: de totstandkoming van Ritzo’s Rondje. Ritzo blijkt iemand met een grondige, methodische aanpak te zijn, heel anders dan mijn organische hap-snap werkwijze. Het kost tijd, maar we laten niks liggen en het is niet de belangrijkste reden dat we er twee jaar over doen. Twee jaar waarin ingrijpende dingen gebeuren.
Corona verschijnt, de wereld gaat op slot. Het is toepasselijk èn onwerkelijk om te schrijven aan een verhaal over vrijheid.
We zijn halverwege als mijn dochter bevalt van een fantastisch jongetje. Onze sessies krijgen daardoor een tijd terecht weinig prioriteit. Ik benut onze pauze: ik maak boekjes voor mijn kleinzoon.
Als de rust is teruggekeerd pakken we de draad weer op. Ik werk de interviewsessies uit in vijftig hoofdstukken. Mijn vader corrigeert het Nederlands zoals hij altijd heeft gedaan. Ik heb net de laatste hoofdstukken af als we horen dat mijn vader ernstig ziek is. Hij wil zijn correctiewerk graag afmaken en heeft er net genoeg tijd voor. Vanaf dan moet ik ook op spelling eindelijk volwassen worden.
Na anderhalf jaar zijn we tevreden over het manuscript. We vinden de juiste illustrator, Anne Bertels, net afgestudeerd aan de kunstacademie in Breda. We besluiten het erop te wagen en starten een crowdfunding om het boek uit te geven. We hopen dat honderden ouders het deze zomer kunnen voorlezen aan hun kroost en ze daarmee lekker maken voor hun eigen fietsreis. En ooit leest opa Ritzo het voor aan zijn kleinkind, deo volente.
Ik heb mijn schoonzoon nu veel beter leren kennen, maar ik heb nog één vraag over. Wat is nu eigenlijk ‘nee’ op zijn Gronings? Vlot lepelt Ritzo mogelijke antwoorden op: ’Dikke Tammo’ (‘ja, doei’), ‘’t is niet alle dagen koffie met koek’ (‘het is niet altijd feest’), ‘bedenk maar een eigen boek’, (‘bedenk maar een eigen boek’).