Hoeraatjes voor RyanAir

In het derde hokje van de damestoiletten bij gate S24 op vliegveld Barcelona hangt een klein zilveren rugzakje. Unattended luggage! Ik gris het van het haakje en hol het toilet uit op zoek naar Security. Ik had er natuurlijk niet aan moeten zitten, maar daar denk ik niet aan door de agitatie. Omdat ik een ticket heb van een low budget maatschappij zit ik in het meest skere deel van het vliegveld waar het luchthavenpersoneel schittert door afwezigheid. Ik probeer het rugzakje te slijten aan de schoonmaakdame, maar dat lukt natuurlijk niet. Ik hol door naar de desk met een grote I, maar ook die is unattended. Ik zie wel een paar folders en een ouderwets telefoontoestel. Ik neem de hoorn op en probeer wat knoppen uit, het leidt niet tot de komst van een persoon met gewicht. Ik laat het rugzakje achter en hol weer door de hal op zoek naar hulp. De obers van het restaurant halen hun schouders op bij mijn verhaal en gaan verder met hun bezigheden. Gelukkig, mijn gate gaat open! Ik leg de situatie uit aan de dame van RyanAir, zij neemt het serieus. Even later komen er drie mannen in soldatenpakken, ieder bewapend met een karabijn. Ze drentelen een tijdje in de hal rond in hun indrukwekkende tenues en verdwijnen dan weer van het podium. Als ik bij de Information desk ga kijken is die nog steeds onbemand, maar het zilveren rugzakje is verdwenen, mijn missie is volbracht. 

Ik maak nog een babbeltje met de Belgische zusjes van de heenreis en sluit achteraan in de rij om in te schepen. De dame van RyanAir oordeelt dat mijn 40*25*20 koffertje geen handbagage is, ik moet vijfentwintig euro bijbetalen. Op de heenweg was er nog niets aan de hand, toen mocht mijn koffer gewoon mee in de cabine. Ik denk dat RyanAir de maand niet goed af kan sluiten en nu de trucendoos opentrekt. Ik ben niet eens het zieligst, de mensen vóór me hebben al bij hun booking vijftig euro bijbetaald om een koffer mee in de cabine te nemen en die moeten ook die extra euro’s neerleggen. Ik kan nu ook woedend worden, maar het personeel bij de gate krijgen dit ook maar van hogerhand opgedragen.  Als ik als laatste passagier de slurf doorloop naar het toestel word ik staande gehouden. Ik moet mijn koffer ook nog afgeven. Ze jagen me zo op dat ik vergeet mijn e-reader te pakken. Ik ga me kapot vervelen straks. 

Ja hoor, ik zit naast een verliefd stel dat steeds zit te zoenen, die ga ik niet lastigvallen. De moeder met de leuke baby vóór me wiegt haar kind in slaap, daar hoef ik ook niets van te verwachten. Er zijn geen boekjes, geen muziek, er is niets te doen.  De driekoppige cabin crew is van vóór de nieuwe selectiecriteria (kleiner dan 1.65 en mager postuur). De purser is breed en erg lang, hij beweegt gebogen door het gangpad. Zijn mannelijke collega met het baardje is ook aan de flinke kant en dan is er een normaal gevormde stewardess met een lange paardenstaart en bruuske bewegingen. Steeds zwiept ze haar slierten in het gezicht van de passagiers als ze door haar knieën zakt en iets in de trolley zoekt. De cabin crew heeft haast, ze racen door het gangpad. Je moet goed opletten, anders krijg je niks. 

In twintig minuten zijn ze klaar en gaan ze voorin zitten met zijn drieën. De purser haalt een pak kaarten tevoorschijn. Mijn slechte humeur verdwijnt op slag. Welk spel spelen jullie, mag ik meedoen? Een beetje werktuigelijk zeggen ze dat ik dan vijfentwintig euro moet bijbetalen. Ik begin over mijn actie met het rugzakje, de onterechte bijbetaling voor de koffer, maar daar hebben ze geen boodschap aan. Dan komt er gekraak uit de intercom, een bericht ‘your captain is speaking’. Ik kan hem helaas niet goed verstaan, maar om de drie woorden hoor ik ‘euro’s’. De purser legt zijn kaarten neer en laat een tasje rondgaan bij de passagiers. Ik zie dat mensen er geld in stoppen. Onderop het zakje staat een tekst, de purser gaat weer zo snel dat ik niet de kans krijg het goed te lezen, maar volgens mij staat er ‘For Your Captain’ op. Ik doe mijn laatste muntjes in het zakje, we moeten niet hebben dat hij gedurende deze vlucht gaat staken, ik denk niet dat RyanAir geld heeft voor een co-piloot. Aan de andere kant ziet de purser er wel uit of hij van wanten weet. Hij past natuurlijk niet zelf in het stoeltje voor de stuurknuppel, maar dan zet hij de paardenstaart daar wel neer en kletst hij haar door de landing. 

Wie het ook doet, als het goed is landen we straks op Brussel Zaventem. Gistermiddag, toen ik nog op de berg van La Miana zat, probeerde ik de treinreis naar huis te regelen. Ik kwam erachter dat de laatste trein naar Nederland al om tien voor tien vertrekt. Als Openbaar Vervoer klant zit je dus al vroeg gevangen in België op een zaterdagavond. Voor het centrum van Europa komt me dit weinig werelds over.

De piloot is tevreden met de inhoud van de fooienpot, hij zet het toestel superzacht neer en ook het remmen gaat beheerst, hij krijgt een aardig applaus van de passagiers. Niet zo hard als zijn woeste collega op de heenreis, maar de cabin crew steekt er toch een paar duimen voor op. RyanAir heeft iets boevigs dat me eigenlijk goed bevalt, misschien kies ik ze volgende keer weer.

Tres Conciertos Perfectos

Woensdagavond. ‘This is the souhouhouhound check blueeeeeees’. Niks meer aan doen, juf E, dit klinkt lekker zo. We schoppen de laatste waterplasjes weg van de stoep voor bar Anton. Gitaristen M en L zitten voor de zekerheid onder de achterklep van L’s volvo, de rest van de band is opgesteld onder het zonnescherm. De ene helft van St. Jaume de Llierca’s bevolking zit op het terras, de andere helft op meegebrachte stoelen aan de overkant van de straat. De laatste zielen worden op de balkons gerold met uitzicht op ons podium. Klaar voor de start? Af! La Miana’s big band opent met Blue Bossa, het begin van een show met achttien nummers. Swing, blues, funk, latin, chansons, het mistige rode beest van Toots. De zon is al lang onder als vocaliste J afsluit met ‘Historia de un amor’. Jaume ligt plat.

Donderdagmiddag. Ik kom uit het bos met Chet Baker op mijn JBL. De herdershond van B&B Can Jou heeft zijn zwarte vriend bij zich, hard blaffend komen ze vanaf de berg op me afgerend. Ooit heb ik geleerd dat ik boze honden niet in de ogen moet kijken, voor de zekerheid doe ik ze maar dicht. Ik blijf zo stil mogelijk staan, op de tast zet ik de muziek uit met mijn mobiel. Het geblaf klinkt zo nog harder. Ik voel de adem van de honden zowel aan de voorkant als aan de achterkant van mijn benen. Als ze stoppen met blaffen open ik mijn ogen en schat ik mijn vluchtkans in. Nul, absoluut nul. Met zo min mogelijk bewegingen typ ik SOS berichten in de whatsapp groep of er alsjeblieft iemand wil komen. 

Binnen anderhalve minuut rijdt de witte bestelbus van de eigenaar Frans van La Miana de berg op, ik ben gered! Frans stuurt de honden weg, ik kan veilig teruglopen naar de rectoria. Op het pad kom ik saxofonist M tegen met drummer V op de hielen. Ze zijn buiten adem en hadden zich verheugd op een reddingsactie, wat een tegenvaller voor ze dat ik ze ongehavend tegemoet kom. Nu willen ze die honden wel eens zien, bestaan die eigenlijk wel? We lopen naar boven, mijn bewijs holt op ons af en hapt even in V’s voet. Nóg zijn V en M niet tevreden, ze willen niet naar beneden vóór we een beter verhaal hebben bedacht dan dat een wit bestelbusje sneller was dan zij.

Donderdagavond. ‘Buenas noches, Besaluuuuu!’. Die hebben weer geluk, de regen is gestopt, we starten straks stipt om acht uur met ons concert op de Plaḉa Prat de Sant Pere. Terraseigenaar Alanzo verrast de vocalisten met Catalaanse sjaals, we draperen ze om onze schouders. Twee Spaanse vriendinnetjes van een jaar of zes zitten verwachtingsvol op de grond. Maar niet lang. Zodra de muziek begint springen ze op. Onvermoeibaar zijn ze, deze Spaanse schoonheden met hun hele leven nog voor zich, op elk nummer brengen ze een passende dans. Als wij pauzeren, zijn zij nog lang niet moe. Pianiste M ziet de verloren blik in hun ogen, ze hoeft geen drankje, ze geeft ze hun eerste pianoles.

Vrijdagavond. De kapel, verlicht door kaarsen en waxinelichtjes, is het decor voor ons laatste concert. Ons laatste concert, voor elkaar en voor de bemanning van La Miana, is weer net zo afwisselend als altijd. In de middag hebben we nog een laatste workshop gedaan, songwriting, waar zowaar een waarachtig nummer is ontstaan over het leven op de berg. Een tintelende tekst over het groen en de geuren, maar vooral over het veilige gevoel van onze isolatie. In de verte horen we wel wolvengejank en we zijn ons bewust van de diepte en de donkerte van het dal, maar daar hebben we hier allemaal niets mee te maken. Morgen pas, als we naar huis gaan. 

Ook zo’n heerlijke vakantie? www.zingenindezon.nl

Vanavond gaat het dak eraf

Maandagochtend vóór het ontbijt. Achter La Miana, bergopwaarts, kom ik al snel een vervallen houten huis tegen met rafelige gordijnen, op het eerste gezicht niet bewoond. Maar op het pad ernaast staat een draaiende, zilverkleurige wasmachine die de eerste zonnestralen van de dag weerkaatst. Het pad houdt op bij het huis, ik moet dus weer terug naar beneden. Theoretisch kun je op eigen kracht naar de bewoonde wereld die begint bij bar Anton. Het bordje op de kruising vertelt me dat ik daar ruim twee uur over ga doen, maar waarom zou ik? Twee blonde, wilde paarden grazen net beneden het pad. Als ik op een tak stap kijken ze op. Ze hebben vriendelijke ogen, ik zie er weinig wilds in. 

Maandagnacht. Als ik een luchtje ga scheppen op de veranda, zie ik Saxofonist M zitten op een stretcher aan het zwembad. In zijn hoofd loopt hij vast de solo’s nog eens door die we morgen van hem verwachten. Anderhalf jaar geleden was M nog drummer M. Hij heeft zichzelf omgebouwd om van het gesjouw af te zijn. Het bed van M staat niet in La Miana, hij geeft de voorkeur aan een matje in het zilveren koepeltentje wat verder op het terrein. Een eigen plek, weg van mensen en van het kabaal op de momenten dat het hem uitkomt. Hij komt bedrogen uit. De geluiden van de nacht klinken veel harder dan onze muziek overdag. Geritsel van vluchtende dieren, gejammer van de ongelukkige die niet snel genoeg waren en het geknaag van de wilde paarden houden M uit zijn slaap. Zijn solo’s krijgt hij er wel goed in.

Dinsdag. De intekenlijst voor de ‘open mic’ avond op La Miana loopt snel vol. Een snelle blik maakt duidelijk dat we ons kunnen verheugen op jazz, funk, chansons, een tango en een smartlap vanavond. Op en ook buiten het terrein oefenen kleine, soms héél kleine groepjes. ‘s Avonds slepen we de instrumenten en versterkingsapparaten uit de kapel en zetten ze op het terras. Een schemerlamp verlicht de schema’s voor de instrumentalisten. De kinderen van de eigenaar hebben drie nieuwe cocktails verzonnen om uit te kiezen. De maan staat zo laag aan de horizon dat de korte blauwe golven de aarde niet bereiken, daarom zien we een oranje bal boven de Pyreneeën. Alles staat klaar voor een vrolijke, intieme en vooral muzikale avond. Een laatste instructie van juf I: 

‘Vocalisten, tenzij je levensmoe bent, graag schoenen aanhouden, níét de ijzeren leuning naast het trappetje vastpakken en gelieve de doeken om de microfoons te laten zitten.’

Woensdagochtend. We zijn nog met twintig man en luisteren naar het lied van vocaliste H. Zij is de liefste van ons, ze kijkt altijd blij, ze redt wespen en muggen die de rest probeert te verdrinken. In haar lied beweert ze mannen te stelen van andere vrouwen, in haar geval hilarisch onwaarschijnlijk. H zingt onverstoorbaar verder: ‘I’m an evil, evil woman’. 

Juf I en E zijn scheutig met de tips en trucs. We kunnen langere lijnen maken door de extra ademsteun, we leren te zingen met beheerste woede, weten nu dat intensiteit niets te maken heeft met volume, we kunnen naar achteren zingen en de teletubbie uitroep (‘oh, oh!’) gebruiken om hoge tonen zonder valse lucht te zingen. Van bandleider D leren we nieuwe woorden in de taal om met de band te communiceren. Ik leer van juf I hoe de wrange noot heet die ik bij de tweede herhaling van mijn ‘Shiny Stockings’ wil zingen. Als ik dat later uitleg aan de band (‘niet schrikken straks, jongens, als ik de kruis elf zing bij de tweede herhaling’) begrijpen ze precies wat ik bedoel. We zijn blij met al onze nieuwe bagage. Vanavond gaat het dak eraf bij bar Anton.

Wie missen we nog?

Twee van de vier oude mannen aan de toog bij bar Anton willen wel een praatje met me maken, de andere twee balen dat ik de intimiteit van hun broedergesprek verstoor. Mijn Spaans bestaat uit vijf woorden en een hoop gebaren. Beschamend beperkt en ik kom er dan ook niet ver mee. De mannen snappen wel dat ik op weg ben naar de rectoria la Miana, maar niet dat ik zometeen wordt opgehaald in een taxi, ze willen me zelf wegbrengen. Zelfs een in correct Spaans uitgesproken zin door Google Translate helpt niet in de verwarring. Een van de mannen maakt een schrijfgebaar, opent zijn auto voor de bar en stapt naar binnen. Af en toe zie ik zijn hoofd opduiken om dan weer in de diepte van het karos te verdwijnen. Na vele minuten gaat de autodeur open en krijg ik een stukje papier met een handgeschreven ‘Miguel Vinas, 0619877125’. Wat een mooie naam en wat een mooi 06 nummer. Ik bedank hem hartelijk en heb ik geen idee wat ik er mee moet. Als de taxi stopt met Juf I en twee jamdeelnemers kan ik nog snel opzoeken wat woensdag is in het Spaans, want dan komen we hier optreden. Tot dan, Miguel.

‘Wie missen we nog?’, vraagt juf I en telt opnieuw de aanwezigen. Ze telt er twintig aan de lange tafel op het terras van La Miana, het afgesproken aantal. Ook Juf E staat op, zij komt eveneens tot twintig. Toch staat er nog een bord met meloen en Spaanse ham ongeclaimd aan het hoofd van de tafel. Wie missen we nog? We lijken juist wonderbaarlijk compleet. De band van zes mannen en één vrouw onder leiding van bandleider D harmonieert al als een Bach cantate, daar hoeft niemand bij. De tien vrouwelijke vocalisten die zich onder leiding van juffen I en E verder willen ontwikkelen, verschillen genoeg van elkaar om het reuze interessant te houden. Toch blijft de vraag wie we missen als een blauw wolkje boven ons gezelschap bewegen. Nu en dan daalt dit wolkje neer en lijkt gesprekken een wending te geven. Slechts twee deelnemers zijn hier voor het eerst, bijna iedereen kent een aantal van de andere deelnemers van eerdere muziekvakanties. We kunnen een netwerk tekenen met verschillende kleuren. Groen voor de nieuwe vriendschappen die ontstaan op onze berg, oranje voor al bestaande verbindingen die verder geïntensiveerd worden. Geel voor de verbindingen met de ontbrekende deelnemer die nog niet is geïdentificeerd. 

Juf I verdeelt de meloen en ham onder een aantal jamdeelnemers, het lege bord wordt gebruikt voor schillen, de maaltijd wordt voortgezet. We proosten, prijzen elkaar om de muzikale prestaties van vandaag en spreken ons vertrouwen uit in de kwaliteit die we gaan neerzetten bij onze optredens op woensdag en donderdag. We hebben hard gewerkt vandaag. Inzingen, workshops en repetities, werken aan nummers en persoonlijke muzikale doelstellingen. Alleen direct na de lunch zijn er plekken waar je geen muziek hoort op La Miana, per slot dienen we rekening te houden met siēsta. Alle overige momenten wordt er spontaan of gepland gezongen, er is altijd wel iemand die wil begeleiden op een gitaar of ukelele. 

Eveliene van La Miana legt uit dat ze zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn, ze verwacht van ons dat we zuinig zijn met energie. Als ik ‘s avonds laat wil lezen op mijn e-reader willen alle insecten in mijn kamer op de enige lichtbron zitten. De e-reader heeft een touchscreen, iedere keer als er weer een langpootmug landt slaat de bladzijde om. Dit is geen doen, ik sluit mijn apparaat en heb alleen mijn gedachten over in het pikkedonker. Ik denk na over het bekende, vertrouwde op La Miana en over de nieuwe toevoegingen om ons verder te verheffen. Nieuw is de cocktailbar, gerund door de kinderen van de eigenaar. Al vroeg in de middag werden we lekker gemaakt met plaatjes van gekleurde drankjes op het zwarte bord. Vanavond konden we kiezen uit sangria, gito of mojito. De aantallen milliliters staan erbij, geen kinderachtige hoeveelheden. 

Ik voel me thuis hier in het pikkedonker in mijn kamer met de grote openslaande deuren naar de veranda. We zijn ver van de gewone wereld. Geen processierupsen, geen buxusmotten. Het wolkje met het raadsel wie er mist is opgestegen naar de bijna volle maan. Ik sluit mijn ogen, ik zie niet minder, toch merk ik verschil. Als ik morgenochtend ontwaak en er weer licht is kan ik naar het eindeloze groen van de Pyreneeën kijken. Misschien zie ik het blauwe wolkje weer terug, maar waarschijnlijk is het niet. Ik zal mijn gele stift terugleggen in het etui.

De weg naar La Miana

Zangjuf E heeft vanmiddag een appgroep aangemaakt en alle achttien deelnemers van ‘Jammen in de zon’ toegevoegd. Nu zijn mijn companen nog niet meer dan namen op mijn telefoon met een eerste uiting van enthousiasme over onze muziekvakantie. Morgen zullen we elkaar, als alles volgens plan verloopt, live ontmoeten boven op een Pyreneeënberg in het voormalig klooster La Miana. Ik ben benieuwd of mijn -nog vage- beelden bij de namen kloppen. Dat is morgen, nu zit ik nog thuisaan de mooi gedekte tafel met mijn gezelschap van overzeese logees en gezinsleden. Ik ben matig tevreden over mijn kookkunsten van vanavond, maar de stemming is prima, er wordt druk in het Engels geconverseerd. Ik zie dochter B steeds enthousiaster worden over een plan om een jaar in Australië te studeren. Haar kleine fladderbeweginkjes om weg te komen van het ouderlijk huis zijn de laatste tijd omgezet naar ferme vleugelslagen. Het einde van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. Er wordt gediscussieerd over de voordelen van de aanschaf van een bootje. Allemaal toekomstplannen, mijn hersens kunnen dat niet goed aan, die zijn bezig met de stress onder controle te krijgen voor de reis morgen. 

Als vakantie-angstige is de avond voor vertrek het moeilijkst. Ik heb ook nog een reuze ingewikkelde reis met treinen naar Brussel, vliegen naar Barcelona, bussen naar bar Anton onderaan de berg. Krantenberichten over overstromingen in Noord Spanje helpen me niet. Ik denk dat iemand een snel muziekje heeft aangezet maar het regent appjes op mijn mobiel. Als ik de kersen ga halen in de keuken kijk ik even. Bij de helft van de jamdeelnemers is de vlucht gecanceled, crisis, paniek! De getroffenen sturen berichtjes dat ze in de wacht staan bij de KLM. Een van de deelnemers schrijft dat ze weinig vliegervaring heeft, iemand legt haar uit wat inchecken is. Opeens lijkt mijn eigen reis niet zo ingewikkeld meer. Tegen het eind van de berichtenstroom is duidelijk dat juf E stevig de leiding heeft genomen op het omboekgebeuren. Dit gaat helemaal goed komen.

Als slechte slaper heb ik onlangs geleerd dat je niet op de klok moet kijken als je ‘s nachts wakker wordt, maar om half vier denk ik daar net te laat aan. Over drie uur gaat mijn wekker. Mijn hoofd stroomt vol met fantasieën, ideeën, raadsels. Sommige wil ik onthouden, de meeste wil ik zo snel mogelijk kwijt.

Het Ryanair toestel is zo basic dat er zelfs geen opbergzak aan de stoelen af kan om spullen in te doen, zoals in mijn geval een laptop, schrift en e-reader. En zou er nooit overgegeven worden bij Ryanair? Of kan het ze niet schelen waar het braaksel van de klanten terecht komt? Personeel is denk ik ook een bezuinigingspost, ik tel drie cabin-crew mensen in deze Boeing 737, allen klein en opvallend skinny. Gewicht is waarschijnlijk een selectiecriterium, scheelt natuurlijk brandstof. De crew wordt geheel teniet gedaan door de familie voor me : vader, moeder en drie zonen, allemaal van indrukwekkend formaat. Het eerste dat er op de uitklaptafeltjes wordt gezet zijn grote bekers met wine gums. De familie lijkt vastbesloten alles op te hebben voor de landing wordt ingezet. Vader claimt alle rode, moeder heeft een voorkeur voor groen. Vlak voor de grote familie worden drie rijen bezet door opgewekte jongens die liedjes zingen over hoeveel ze gaan drinken in Spanje. Ik ga me steeds meer zorgen maken over de ontbrekende braakzakjes. 

Ik bespreek mijn zorgen met de Belgische zusjes naast me die zo praktisch zijn ingesteld. Ze hebben me net verteld dat ze heel close zijn, maar elkaar binnenkort drie maanden moeten missen door de stage van het ene zusje dat dierengedragstherapeute wil worden. Ze gaan afkicken in Barcelona in een quality time week. Ik weet niet hoe ze aan deze dokter Spock termen komen, maar de methode van ergens heel veel van nemen zodat je er afstand van kan nemen lijkt me wel uit haar studieboeken. 

Een van mijn angsten is dat Ryanair vanwege haar lowbudget wezen door de verkeersleiding een vliegroute krijgt toegewezen met extra veel turbulentie. Ik zit al de hele vlucht te wachten tot we eens flink gaan dansen, maar ik heb zelden zo’n tam tochtje meegemaakt. Ah! Het venijn zit in de staart. Óf de piloot is even afgeleid óf hij moet nog flink oefenen, de landing is in ieder geval naadje. De petten van de zingende jongens vliegen door de cabine bij de harde klap en bij het remmen houdt iedereen zijn adem in, zelfs de twee huilende babies. De Belgische zusjes grijpen elkaar vast met ontzette gezichten. Natuurlijk loopt het goed af, anders kan dit blogje er niet zijn. De piloot krijgt spontaan een applaus toebedeeld als dank voor zijn tijdig ontwaken.
Veilig op de grond, het ontspannen kan beginnen. Bus naar Plaça de Catalunya, wandeling door het bruisende Barcelona, extra ontspannend drankje in zo’n hippe Matcha tent. En nu wachten tot het buskaartjesverkoopkantoor open gaat voor het laatste stukje : een bustocht van twee uur naar de Pyreneeën. Nog een paar uurtjes en dan zie ik wie er hoort bij Daphne, Sophie, Benny en de anderen uit de appgroep. Ik hoor weer muziek uit mijn mobiel. Juf E moet nu zoveel communiceren dat ze spraakberichten stuurt. Ze heeft gelijk. 

Nieuwe Spiegelstraat


Ik heb G beloofd mijn kant op te ruimen van ons gemeenschappelijke bureau dat nog van zijn vader is geweest. Het houten blad is in de was gezet, de muur erachter is vers geschilderd, mijn slordige stapels passen daar niet meer bij. Als ik opschiet kan ik daar nog wat aan doen voor we naar Amsterdam gaan. Aan de ene kant is het louterend om dingen weg te gooien, maar ik word er ook mistroostig van. Neem nou  zo’n belastingaangifte, die kun je beschouwen als een samenvatting van het bestaan. Hup, daar laat ik zo een paar jaar van mijn leven verdwijnen in de prullenbak. Een map vol schrijfoefeningen, ooit hard aan gewerkt, weg ermee. De berg ongeopende giroafschriften, waarschijnlijk vol interessante transacties, ik zal er niet meer achter komen.

Traag door de weemoed stap ik naast G de auto in. We gaan een groot beeld wegbrengen naar ‘Kunstzalen A. Vecht’, de galerie van Constant Vecht in de Nieuwe Spiegelstraat. Ik houd van dit soort uitjes, er worden geen bijzondere eisen aan me gesteld, ik heb alle tijd om nog een beetje na te treuren en per slot wachten er nieuwe gebeurtenissen om mee te maken. G had me al een jaar geleden lekker gemaakt over Kunstzalen dat tot de nok toe gevuld is met objecten die Constant mooi vindt. Zijn smaak is erg breed. Hij houdt van Europese, maar ook van Aziatische kunst. Hij houdt van antiek, maar ook van het werk van artiesten die nog in leven zijn zoals bijvoorbeeld G. 

Als we de galerie binnenkomen zit Constant op zijn knieën op de grond en pakt een prachtige houten monnik in voor verzending.  Medewerkers van de universiteit van Groningen moeten vaststellen hoe oud het hout is. Het beeldje heet uit de middeleeuwen te komen, maar Constant vond het verhaal van de eigenaar bijna te mooi om waar te zijn. Hij is kunstliefhebber, maar op de eerste plaats ondernemer. 

Constant komt overeind en wijst de sokkel aan waar G zijn vrouwelijk naakt op mag zetten. We krijgen koffie en gaan rond het kleine tafeltje zitten. Constant praat over zijn opmerkelijke klanten, over wat hij zelf mooi vindt, over wat goede prijzen zijn, over hoe zelden vrouwelijk naakt verkocht wordt. Had dat nou eerder gezegd, Constant, dan hadden we wat anders meegebracht.

We hebben nog een missie vandaag: er zijn klachten gekomen van Landgoed Duin & Kruidberg waar G vier beelden heeft staan deze zomer. Organisator Rita, nog steeds bij niemand geliefd, had gebeld en bevolen dat de sokkels verzwaard moeten worden. Amsterdam verlaten in een auto is nog lastiger dan binnenkomen. Afgesloten straten worden niet doorgegeven, de routeplanner houdt er dus geen rekening mee. De borden beloven een omleiding die nooit komt. We komen tijdens onze pogingen tot ontsnapping steeds dezelfde medeweggebruikers tegen die net zo wanhopig rondcirkelen als wij. In onze laatste poging gaan we in de tegengestelde richting van die waar we naartoe moeten en dat levert na vele kilometers resultaat op. Aan het eind van de middag komen we aan bij het landgoed en vinden een van de sokkels en G’s roestende uil van elkaar gescheiden op de grond. Het beeld is duidelijk omgevallen, maar de omstandigheden kennen we niet. We delen onze fantasieën over de gebeurtenis. Ik denk aan een dronken opschepper die met vol gewicht tegen de uil heeft geleund.  G denkt aan een grote vrouw die met haar achterwerk het beeld heeft omgestiet. Typical. 

Ik ga op een van de loungestoelen op het terras zitten terwijl G de sokkels vult met grind. Ik zit hier heerlijk, het is prachtig weer, mijn cappuccino smaakt me goed. Ik kijk naar G die hard aan het werk is in de hitte en dan naar de luie, bruinverbrande klanten. Een vrouw die eruit ziet als een verbaasde bonbon is het niet eens met de geleverde bestelling. Ik heb medelijden met de lange ober op leeftijd en zijn vrouwelijke collega die zich rot lopen met zijn tweeën. Ik geloof niet dat er onder dit terraspubliek kunstkopers zitten. Wat dat betreft kunnen we de beelden beter bij Constant neerzetten, maar ze staan hier zo mooi in de zon, voor het landgoed waar alle klassieke bouwstijlen in verenigd zijn. Een belastingaangifte vat toch niet álles samen.

Innig lief

Bijna elke avond bezoek ik twee zusjes. Ik blijf niet lang, soms loop ik er alleen maar langs om te kijken of alles goed met ze is. Olivia en Rozemarijn wonen bij mij op de hoek op een driehoekig stukje land met struikjes en boompjes, omringd door een sloot die in de zomer bedekt is met kroos waar ze dol op zijn. In de winter zijn ze al vroeg te vinden in hun witte plastic huisje waar ze elkaar warm houden in het stro, in de zomer lanterfanten ze graag dicht bij het hek. Ze zijn me beiden innig lief. Ik houd van de borstelige haren op hun rug, de bruine vlekken op hun zwarte vel, hun dikke hangbuikjes, hun slimme ogen, de zesentwintig verschillende geluiden waarmee ze communiceren.

Onlangs was ik op jacht naar dikke, rode wormen voor een wormenhotel. Ik las dat je die gemakkelijk kunt krijgen op een kinderboerderij, maar dat bleek een leugen. Het gevolg was wel dat ik ze in de omgeving allemaal ben afgeweest en erachter kwam dat er twee gewone, roze zusjes wonen op een andere kinderboerderij. Ik moet er iets verder voor lopen en de opzet is minder toegankelijk, maar ook deze zusjes zie ik liefst iedere dag. Als ik nieuwe mensen op bezoek krijg krijgen ze koffie of thee, maar daarna wil ik dat ze meegaan naar de varkentjes. 

‘Welke wil je zien, de gevlekte hangbuikjes of de gewone roze?’

Vaak wil mijn bezoeker dan eerst weten hoe ver het is, alsof dat iets met de leukheid van de varkens te maken heeft. Meestal geef ik eerst wat opwarminformatie. Ik leg uit dat kinderboerderijen zijn opgericht in de jaren vijftig toen de verstedelijking oprukte in Nederland. Kinderen uit de stad wisten toen al niet meer dat melk uit een koe komt, hoe een geit ruikt, hoe een varken klinkt. Soms laat ik wat van mijn zelfgemaakte beestenfilmpjes zien. Ik heb er een van een loopeend die ik van onderen heb gefilmd. Voor dit perspectief moest ik tijgeren door het gras. Dat leverde een wat schokkerig beeld op, maar geeft wel goed inzicht in het gespannen bestaan van de loopeend die permanent in staat van grote alertheid verkeert. Of ik vertel over de gevlokte Griekse geitjes met de hangoren, de reuzekonijnen waar mijn oudste dochter zo bang voor was, de verlegen ezeltjes die zich kapot schamen voor hun grote hoofd. Als mijn bezoek dan nog niet mee wil, trek ik de troefkaart: de ooievaarsfamilie met kinderen die nu zo groot zijn dat ze bijna het nest uitlazeren, maar nog steeds niet durven te vliegen. De situatie in dat nest op de paal wordt langzamerhand echt precair, vader en moeder passen er al niet meer bij, die slapen op de wieken van de molen die ernaast staat. Soms wil mijn bezoek dan nog steeds niet mee, maar snappen ze wel waarom ík er elke dag langs wil. In de educatieruimte ben ik voorlopig niet meer welkom, ik heb te vaak alarm voor niets geslagen. Ik nam regelmatig aan dat een luierend dier het leven had gelaten. Maar gelukkig mag ik buiten gewoon overal komen.

Op de site van de vereniging van kinderboerderijen staat dat de gemiddelde bezoeker vrouwelijk is, tussen de 33 en 39 jaar oud is en twee kinderen tussen de 1 en de 5 heeft. Ik weet niet precies wat gemiddelde bezoeker betekent, maar ik denk dat door mijn bezoekjes nu elke maand twee vrouwen van 25 met ieder een pasgeboren baby naar de kinderboerderij moeten komen. Dat vind ik nogal wat. Goed dat ik geen man ben, God weet wat er dan allemaal tegenover mijn bezoekjes had moeten staan.

Afdansen

Een man met een off-white pet knijpt in zijn remmen en blijft langzaam naast me fietsen, hij vraagt of ik met vakantie ben. 

‘Nee hoor, mijn rugzak is gevuld met boodschappen, ik ben op weg naar huis.’ 

‘Wordt u geterroriseerd?’, hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog en knikt met zijn hoofd naar mijn hand met mijn mobiel erin.

‘Nou, zo ver wil ik niet gaan. Ik heb die tienduizend-stappen app zelf geïnstalleerd.’

‘Dat zegt niks. Ik heb een app gedownload waarmee ik kan testen of ik verslaafd ben.’ 

‘En?’

‘Ziet u mij lopen?’

Hij wenst me sterkte en fietst weg in zijn lichtblauwe jekkertje. Ik ben een beetje jaloers, ik heb mijn fiets al geen twee weken aangeraakt. Mijn app telt alleen stappen, fietsen telt niet mee en brengt me verder van mijn doel. Ik heb de verslavingstest niet nodig, ik weet best dat ik behoorlijk ver ga om mijn dagelijkse target te halen. Als ik ‘s avonds laat bijvoorbeeld pas op negenduizend zit, zet ik mijn JBL aan met dansmuziek en dans ik het af. Danspassen tellen mee en ik word er vrolijk van, leg ik uit aan echtgenoot G die bedenkelijk kijkt. Hij is bekend met mijn erfelijke belasting en bang dat ik afglij. Een reëel scenario.

Vorig jaar was ik nog samen met een horloge dat mijn hartslag mat, mijn passen telde, maar ook mijn fietsbewegingen in de gaten hield. Hij telde bewegingen pas mee als intensief als mijn hartslag boven de honderdtwintig per minuut zat. Op een fiets moet ik daar heel wat voor doen, met rennen heb ik dat zo bereikt. Daarom holde ik, als ik ‘s ochtends naar mijn werk ging, eerst een tijdje met de fiets aan de hand tot ik flink buiten adem was. Pas dan sprong ik op het zadel met de geruststellende gedachte dat de fietskilometers mee gingen tellen als intensief. 

Ik keek wel honderd keer per dag op mijn horloge of de bijbehorende app op de mobiel. Ging ik mijn targets wel halen, was mijn maandgemiddelde wel beter dan de maand daarvoor? ‘s Nachts werd ik geregeld wakker van een felblauw licht uit mijn horloge, een signaal dat ik moest checken of ik nog wel in leven was. Ik deed alles voor mijn horloge, het was mijn baas geworden. 

Na een half jaar zijn we uit elkaar gegaan. Ik had me een uur uitgesloofd bij de Basic Fit, terwijl achteraf bleek dat mijn horloge het niet had geregistreerd. Toen een van de kinderen me stampvoetend aantrof, voelde ik me betrapt en heb ik zelf ingegrepen. Het horloge is nu bij iemand anders, ik heb de stappenapp op mijn mobiel.

Nu hoorde ik laatst over een vrouw die zich niet alleen zorgen maakt over haar eigen target, maar zich ook nog verantwoordelijk voelt voor de stappen van haar man. Als hij dreigt ze niet te halen, pakt ze zijn mobiel en danst zíj het voor hem af. Ik denk dat er binnenkort een mobieluitlaatservice in de markt wordt gezet.

O, o, Den Haag (1)

‘U kunt de voeding niet meer bij ons bestellen, mevrouw, wij gaan eind van de maand sluiten.’

De medewerkster van het Rock Palace in Den Haag die me net zo deskundig heeft geholpen met mijn bromprobleem kijkt naar de grond. Ik kan geen woord uitbrengen. Dit is wat ze tijdens mijn crisistraining in mijn Enecotijd ‘breaking news’ noemden. Nieuws dat alle plannen ter discussie stelt, nieuws waarbij je alle risico’s weer opnieuw moet evalueren. Tijdens de training ging het om verzonnen situaties, dit is echt. 

De stilte wordt verbroken met een zacht ‘we hopen natuurlijk op een doorstart’,  maar de lichaamstaal van deze betrokken medewerkster verraadt dat ze er niet in gelooft. Het Rock Palace bestaat al bijna bijna vijfendertig jaar, bevindt zich op een strategische locatie, de Torenstraat in de hoofdstad van Nederland wat topbands betreft. Het is niet alleen een winkel waar je drumstellen, gitaren en alle benodigde versterkingselectronica kunt aanschaffen, hier treden bands op en treffen  muzikanten elkaar. Anouk, Kane, Direct zijn hier begonnen, de jongens van Golden Earring waren hier niet weg te slaan, Krezip, Candy Dulfer, Jon Bon Jovi hebben hier gespeeld. Iedere muzikant kan hier terecht, of je nu in een rockband speelt of in een jazzquintet. Je kunt hier duizenden euro’s uitgeven, maar je bent ook welkom ook voor goed en gratis advies bij installatieproblemen. De reden voor de sluiting is het faillissement van winkelketen Keymusic die vijf jaar geleden Rock Palace overnam. Zo gaat dat vaker, dat prachtbedrijven naar de verdommenis gaan, niet lang nadat ze zijn opgeslokt door een gigant. Misschien had Rock Palace het ook niet gered als ze zelfstandig waren gebleven, ik heb geen idee, maar het is menselijk een zondebok te zoeken om onwijs kwaad op te worden na zulk treurig nieuws. Uit pure onmacht schaf ik een kazoo aan en verlaat verslagen de winkel.

Ik fiets een klein stukje verder, naar de Yoghurt Barn op de Plaats. Dochter B werkt daar, met haar kan ik het nieuws delen. Ik vraag haar mijn yoghurt zouter te maken dan mijn tranen. In de zon op het terras app ik zoon R in Rotterdam of hij een voeding wil halen bij Bax in zijn woonplaats, conform het advies van Rock Palace. Ook hem stel ik op de hoogte. Het liefdevol contact met mijn kinderen helpt, ik knap op en als extra troost mag ik van mezelf met de fiets aan de hand wandelen over het Binnenhof. Je mag daar ook gewoon fietsen, maar dat is zonde, je hebt een langzamer tempo nodig om de democratische trillingen te kunnen ontvangen. 

Midden op het Binnenhof zie ik twee agenten, ook zij hebben de fiets aan de hand. Zij praten met de Italiaanse eigenaar van de ijscokar, ze torenen hoog boven hem uit. De kleine Italiaan heeft zijn bron van inkomsten voor dit praatje alleen gelaten. Hij is druk aan het gebaren en praat onafgebroken op de agenten in. Ik ben even bang dat er iets niet goed is, dat hij betrapt is op verkeerde BTW tarieven of erger, dat hij daar helemaal niet mag staan met zijn kar. Als ik dichterbij kom om af te luisteren zie ik dat de kleine eigenaar met één hand leunt tegen het stuur van een van de fietsen. Hij staat heel erg schuin, een deelverklaring voor het grote lengteverschil met de agenten. Ik zie dat de armspieren van de agent stevig zijn aangespannen, hij moet veel moeite doen zijn fiets met het gewicht van de ijscoman niet om te laten vallen. Er kan geen sprake zijn van een bijna boete situatie, maar hier speelt wel een subtiel machtsvertoon. De armen van de agent beginnen te trillen, maar hij maakt geen aanstalten iets aan zijn precaire situatie te doen. De Italiaan verheft zijn stem een beetje, ik kan het niet verstaan, het geluid wordt ook meer zangerig alsof hij van praten langzaam overgaat in een opera. De armen van de agent trillen nu zo heftig dat we in de stem van de ijscoman een zware vibrato horen. En net voor ik denk dat er een ernstig ongeluk van komt, neemt de Italiaan een stap naar voren. Het evenwichtsprobleem is van de baan, de agent durft weer adem te halen. Tijd voor een ijsje.

Viel zuviel

Ik tel de kledingstukken aan mijn verrijdbare garderoberek, het zijn er twintig. 

‘Ich habe viel zuviel Stücke hänge.’, zeg ik tegen de verkoopster met het opgebolde haar in Outlet Factory Marc Cain in Bodelshausen. Mijn Duits is altijd beroerd geweest. Op het hoogtepunt van mijn puberrecalcitrantie kreeg ik deze mooie taal voor het eerst aangeboden. Al tijdens les één presenteerde de docente de bekende rijtjes voorzetsels als huiswerk, het startschot voor een diepgeworteld verzet waar ik nooit helemaal overheen ben gegroeid. Ik heb me staande gehouden tijdens de spaarzame ontmoetingen met Duitstaligen door Nederlands te verduitsen en het verbuigen geheel achterwege te laten. Ik voel me lui en dom als ik dat doe, maar een mens moet zich soms door het leven ploegen. Met perfect gestylede nagels pakt de juffrouw van Marc Cain vijf stukken van me over en gaat me voor naar de paskamers. 

Mijn vriendin F houdt niet van winkelen, maar wel van comfortabele, mooie kleren. Daarom maakt zij elke twee jaar een winkelreis naar Duitsland, altijd naar dezelfde plek waarvan ze zeker weet dat ze slaagt. Ze koopt zoveel in dat ze verder nergens meer heen hoeft. Dit jaar ga ik voor het eerst met haar mee. F is zo geroutineerd op deze trip dat ik niets hoef te regelen of te verzinnen. We staan op de lijst voor IPB tickets naar Stuttgart, er staat een Fiat Panda klaar van budgetverhuur, er is een kamer geboekt in hotel Rössle in Trochelfingen. We hebben heel wat tripjes gemaakt, F en ik, soms met zijn tweeën, soms met meer. De eerste keer, zo rond de tijd van de eerste Duitse les, gingen F en ik op tienertoer. Met een klein koffertje reisden we voor zestig gulden een week lang heel Nederland door met de trein. We logeerden bij hippe ooms in Amsterdam en Maastricht, bij stokoude vrienden van mijn grootouders in Appelscha waar we geen kelkje jenever kregen aangeboden en daarom ‘s nachts het raam uitklommen om bij de plaatselijke snackbar iets te bekomen voor onze jeugdige drankzucht. De zestig gulden hebben we er dik uitgereisd, we kregen de smaak te pakken en zijn gemakshalve allebei in de openbaar vervoer sector gaan werken. 

Het winkelen is klaar, de Panda zit vol, de outlet gaat sluiten, tijd voor de verkenning van dit voormalige textielindustriegebied, zeg maar het Twente van Duitsland. Panda brengt ons over de heuvels, langs een fraai kasteel naar Trochelfingen. Het blijkt een goed bijgehouden Schwaabs dorp met witte kerkjes en geinige doorkijkjes, maar we zijn er snel mee klaar. Ook aan de Duitse maaltijd met Kartoffelnsalat in de Albguell brouwerij komt een keer een einde. Het is nog te vroeg voor de bedstee, we speuren naar een kroeg.

In de Greifen bar treffen we slecht twee mensen, de keurige eigenaar en een beschonken klant die er op staat dat F en ik Russinnen zijn. Er hangt een groot scherm waar sportbeelden elkaar afwisselen. Een mannenkroeg, hoe gaan we de aansluiting vinden? Als F voorstelt te beginnen over ‘74 gaat mijn hart gaat sneller kloppen. Ze heeft gelijk, het is helend voor de ziel om het er af en toe over te hebben, over ons nationaal drama die plaatsvond niet lang voor onze tienertoer. Ik trap ons therapeutische gesprek af:

‘Und haben Sie gute Erinnerungen an neunsehn fierundziebzich?’

De eigenaar moet opeens glazen spoelen, de dronken klant is plotseling geïnteresseerd in het basketbal op het scherm. F’s Duits is veel beter, ze neemt het van me over. Als F twintig zinnen met correcte naamvallen heeft gewijd aan ons collectieve taboe en er nog steeds nauwelijks respons komt, geeft ze het op. De mannen voelen zich een beetje schuldig over hun beperkte reacties. Ze bekennen dat 1974 heel erg lang geleden is, en ging het over voetbal? Daar hebben ze niks mee. Misschien is dit een standaardreactie hier als buitenlanders met jaartallen aankomen, zeggen dat je er niks mee hebt. F en ik wrijven eens over onze nieuwe Marc Cain broeken, trommelen op de bar en vragen de rekening.

https://www.marc-cain.com/