Als kinderen leren door hun ouders te observeren, ben ik grootgebracht met links fatsoen. Door de week fietste mijn vader naar Binnenlandse Zaken om slimme dingen te bedenken die Brussel kon opleggen aan Europa. Zijn weekenden kenden meer variatie. In de zomer, als ik met mijn moeder en broertje terugkwam van het strand, zat hij wel eens met zijn vrienden in een kring op de grond in onze huiskamer. Een serene sfeer: cordudoy jasjes, lange jurken, zachte Beatlemuziek uit de zelfgebouwde speakers en het geluid van de diepe inademing van degene die aan de beurt was voor een hijs aan de grote sigaret. In andere weekenden nam hij me mee als hij ging demonstreren tegen de aanleg van snelwegen of andere narigheid. Of ik nou achterop de fiets zat of zelf moest lopen, ik had het naar mijn zin.
Mijn moeder bedacht wat ik en mijn broertje moesten antwoorden mochten we bij zo’n protest geïnterviewd worden voor radio of TV. Ze repeteerde met ons tot het er natuurlijk en zelf-bedacht uitkwam. Dat vóórzeggen lag haar trouwens goed, later heeft ze daar haar beroep van gemaakt. Bij een duinenmars met spandoeken moest ik tegen de interviewer zeggen die mij zou vragen waarom ik meeliep met de demonstratie: ‘Ik wandel hier elke zondag met mijn ouders. Vandaag is het wel erg druk.’
Mijn moeder weet dit niet meer, haar geheugen is verdwenen. Ze begrijpt niet meer genoeg om mee te kunnen lachen als ik haar vertel over mijn herinneringen. En ook met mijn vader kan ik het niet meer bespreken: ruim een halfjaar geleden verruilde hij het aardse voor een welverdiende hemel. Soms vergeet ik dat even. Als er iets leuks gebeurt denk ik nog steeds wel eens ‘dat ga ik zo aan mijn vader vertellen’. En dan weet ik het weer, dat dat niet meer kan. Omgekeerd wel. Het verblijf in de hemel belet mijn vader natuurlijk niet boodschappen te sturen die rechtstreeks op mijn gemoed werken. Krachtige boodschappen zoals hij ze ook bij leven zond. Zoals vanochtend. Of ik al heb bedacht hoe ik mee ga doen aan de klimaatmars. Niet óf ik meedoe, nee, hóe!
Hij heeft makkelijk praten, mijn vader, hij hoeft niks meer en kan de hele dag muziek maken met zijn goede vriend J die vast blij was dat hij mijn vader afgelopen maart kon begroeten.
‘What took you so long?’, vroeg J aan mijn vader (in de hemel wordt voornamelijk Engels gesproken).
‘Long?’ Mijn vader legde uit dat hij de zeven weken tussen weten dat hij moest gaan en het daadwerkelijke vertrek meer heeft ervaren als een sprint en de achterblijvers ook. J had dat soort sentimenten allang achter zich gelaten. Hij zat klaar achter zijn cimbaal en reikte mijn vader zijn viool aan.
Maar ik ben nog hier en moet natuurlijk echt iets met het protest op 6 november. Ook los van mijn keurige opvoeding vind ik dat er veel te weinig gebeurt om onze rotzooi op te ruimen. Op de juiste partij stemmen is duidelijk niet genoeg. Meelopen in de mars is helaas niet te doen voor een claustrofoob. In ‘83 redde ik het protest tegen de kruisraketten nog net omdat we vrienden hadden in de Grote Marktstraat waar ik even bij kon komen, maar op zoiets kan ik in Amsterdam in ‘21 niet rekenen. Communiceren met de hemel is éénrichtingsverkeer, hè, mijn vader stuurt mij berichten als hij even niet aan het musiceren is, maar mijn replies komen niet aan. Op aarde is er gelukkig Oxfam Novib en die heeft een oplossing: virtueel meelopen. Ik hoef alleen maar een foto in te leveren van mijzelf met een spandoek.
Dat klinkt gemakkelijk, maar hoe ging dat ook alweer, een spandoek maken ? Wacht! Op zolder liggen diverse tassen uit het ouderlijk huis die ik nog uit moet zoeken. Tot nu toe vond ik geen plek in mijn hoofd en hart om ze te openen, maar nu durf ik misschien wel. Mijn vader had last van bewaarwoede, ik heb goede hoop dat ik een spandoek uit de jaren zestig tegenkom. Misschien vind ik zelfs een hele stapel, keurig opgevouwen en gesorteerd op datum met van die briefjes ertussen, beschreven met blauwe inkt in zijn keurige handschrift. Ja, ik zal vanavond of morgen even naar zolder.
‘Ga nú maar’, hoor ik, ‘Zes november, dat is nog minder dan zeven weken en die zijn zo om, hoor.’ Het is zeker pauze in de hemel.