Geen idee waar ik mijn verwachtingen heb opgedaan, maar verbaasd ben ik als ik mijn auto moet uitkomen bij de testlocatie in de Ketelstraat in Den Haag. Ik moet gewoon lopend naar binnen en mijn rijbewijs tonen bij een loket. De knul achter het raam keurt het goed, hij geeft me een folder mee voor thuis en wijst me een gangetje met een morsig plastic gordijn. Alsof ik een afspraak heb in een illegale abortuskliniek uit de jaren vijftig. Direct achter het plastic gordijn is een heel kleine ruimte zonder deuren en ramen.  Twee stoelen, een tafeltje met een doosje met reageerbuisjes en een vrouw in een witte jas die me sommeert te gaan zitten. Nu gaat het gebeuren, over een paar minuten heb ik eindelijk aan den lijve ervaren wat het betekent: een officiële Corona test. Tot nu toe ben ik de enige ongeteste die ik ken, maar de vrouw in de witte jas gaat me verlossen van deze status: ‘Ik ben Cora, aangenaam’. 

Ze tovert een staaf tevoorschijn zo lang als haar ellepijp. Ze zwaait ermee, vlak voor mijn gezicht: ‘Deze stop ik eerst in uw keel en dan in uw neus. Als ik hem op de juiste positie heb tel ik tot drie!’  

‘Wat doet u als er hier brand uitbreekt?’, vraag ik.

‘Dan maak ik toch eerst deze test af’, zegt ze en duwt mijn hoofd naar achter. Mijn mond opent van verbazing, onmiddellijk plaatst ze de staaf in mijn keel. Voor ik kokhalzend weer naar voren buig steekt ze de staaf in mijn neus: ’Eén, twee, drie!’

In één soepele beweging verwijdert ze de staaf, trekt ze me omhoog en geeft me een duwtje terug het gangetje in. De jongen achter het loket zwaait met zijn telefoon en roept over mijn hoofd: ‘14.8! Een pé-èrretje, Cora!’ 

Een beetje verdwaasd stap ik weer in de auto, neem mijn gezicht in handen en schud het een paar keer heen en weer. Is het echt gebeurd of droom ik? Nee, het is allemaal echt. De Ketelstraat is echt, Cora is echt en zelf ben ik echt. Als geteste start ik de auto toch anders dan als ongeteste, dat is gek, maar echt waar. Ik adem dieper, ik voel mijn stoel beter onder mijn zitvlak en ja, ik houd het stuur toch echt wat steviger vast. Zo, nu snel naar huis om te bidden dat de uitkomst negatief is. De Ketelstraat belooft de uitslag binnen 48 uur te onthullen. 

Thuis lees ik in de folder dat ik het huis niet uit mag en dat ik afstand moet bewaren tot mijn huisgenoten. Ik heb er nog maar één en die kan ik normaal best een tijdje met rust laten. Maar gek, nu ik er niet aan mag komen krijg ik daar juist bijna onbedwingbaar veel zin in. Bijna net zo veel zin heb ik om naar buiten te gaan. Mijn vaste ommetjes naar de kinderboerderij, de leuke boodschapjes, het mag allemaal niet. Misschien wel twee dagen lang niet. Of nog veel langer niet, als ik positief ben.

De symptomen, de loopneus en het hoesten, zijn verdwenen. Die zijn met Cora’s staaf uit mijn systeem getrokken. De zon schijnt zoals hij de hele zomer nog niet heeft gedaan. Aangeslagen zit ik voor het raam en kijk naar al die vrije mensen en kinderen die maar doen waar ze zin in hebben op straat. Weten ze wel hoeveel mazzel ze hebben?

Aan het eind van de middag verlaat mijn levensgezel het huis om in de dorpskern te borrelen met zijn vrienden. Ik wuif hem na en probeer te lachen. Daar gaat hij, op weg naar plezier en vrijheid. Er is een festival in het dorp met dans en muziek. En drank. Ik zucht nog maar eens en check weer mijn mail. Geen nieuws uit de Ketelstraat. 

Een vriend belt, hij leeft mee, heeft zelf ook ooit gevangen gezeten. Ik bied hem mijn kaartje aan voor het concert vanavond in de Grote Kerk: ‘Ik kan toch niet. Ga jij!’ 

Maar hij heeft hard gewerkt vandaag, te moe. Ik hang op en check nog maar een keer mijn telefoon. Bericht van de ketelstraat! Met mijn ogen dicht tast ik me naar de app die me gaat vertellen of ik besmet ben. Nee, ik ben negatief, ik mag weer naar buiten! Ik app mijn geliefde dat ik onderweg ben en spring op mijn fiets. Het is al twee minuten over half acht, het concert is net begonnen. Met de machtige slagen van een bevrijde geteste bereik ik de kerk in vijf minuten. Een van de vrouwen van mijn pleintje opent de deur, ze herkent me niet, maar laat me binnen als ik mijn QR code en mijn rijbewijs laat zien. Het concert voor vier saxofonen is net begonnen. Ik hoor onmiddellijk dat de muziek ondraaglijk is, maar achter mij valt de grote kerkdeur dicht. Te laat, ik zit in een nieuwe gevangenis.

Gepubliceerd door ursulajager

Ursula Jager heeft wiskunde gestudeerd, 33 jaar als manager gewerkt bij veel verschillende bedrijven, heeft 4 kinderen en 2 kleinkinderen, is getrouwd met beeldhouwer Guido Sprenkels. Ursula schrijft en zingt.