‘Neemt u de tijd’, zegt de eigenaar van slaapboerderij Grenzeloos. Hij verlegt zijn evenwicht naar achteren tot hij tegen het zadel van zijn fiets rust en draait zijn blozende wangen naar de zon. Deze ‘neem de tijd’ is oprecht: we zijn in Drenthe. Gelukkig maar, want we doen er inderdaad even over voor we onze slordig ingepakte spulletjes hebben verzameld en de stramme ledematen van voldoende bloed hebben voorzien om uit de auto te klimmen. Het is ver weg, Drenthe, maar dan ben je ook ergens.
‘Heeft u alles?’, vraagt de man, hij prikt in zijn wangen die nu knalrood zijn. Ik maak een gebaar van insmeren en hij knikt: ‘Ik weet het. Mijn vrouw hamert daar ook steeds op, maar ik word steeds afgeleid door met mijn ideetjes.’
Hij gaat ons voor, laat zien hoe het sleutelkastje werkt zodat we dag en nacht de boerderij in en uit kunnen. Handig, want we zijn in deze contreien om vrienden te bezoeken die een vakantiehuis verbouwen. We hoeven niet te helpen, we hoeven alleen maar gezellig te doen omdat ze toe zijn aan een break. Ons aanbod te barbecue de verzorgen wuiven ze ook al weg. Ook dat is boffen, ze koken veel beter dan wij.
‘Hier kunt u zelf koffie zetten of een ander drankje nemen, wat u maar wilt. Vergeet het alleen niet aan te kruisen op uw kaartje’, wijst de eigenaar naar de bar net voor zijn vertrek.
‘Kaartje? Heb jij een kaartje?’, vraag ik aan mijn levensgezel G maar die is te druk met het bekijken van de biertap. Ik haal mijn schouders op en trek de koelkast open. Verdomd, ik zie een citroen (onze bijdrage aan de barbecue), dat scheelt weer een zoektocht naar een Appie.
‘Drenthe is mijn lievelingsprovincie’, zeg ik tegen G die een glas pakt en om de stalen pijp van de tap houdt.
‘Pssssst’, bruist het witte schuim netjes op de gele vloeistof. G draait het glas om zijn as en laat de kraan los op het moment dat hij één keer rond is: het glas is precies vol. Ik laat hem en loop het gangetje in. Daarachter moet de ontbijtzaal zijn, ik duw de deur open. Mijn adem stokt. Deze ruimte ken ik! Ik kom er vaak als hij gevuld is met met mensen, jong en oud. Nu is de ruimte donker en leeg.
Ik heb een terugkerende droom. Ongeveer twee keer per week droom ik dat ik een soort Grand Cafe binnenloop. Er zijn kleine tafels voor twee personen maar ook grotere tafels voor vier en zes, precies zoals in deze ontbijtzaal. De meeste tafels zijn bezet, er worden bordspelletjes gespeeld. Ik zie een opa schaken met een kind van de basisschool, aan een andere tafel wordt gescrabbeld. Volwassenen én kinderen buigen zich over Azul, Tickets to Ride, Codenames. Ik voel de concentratie van de spelers, maar er wordt ook gelachen, opgelucht ademgehaald, overwinningen behaald.
Ik loop de ruimte in. Aan de zijkant staat een kast die helemaal gevuld is met spelletjes, mensen van alle leeftijden staan er naast met een doos in hun hand. Naast de kast hangt een schoolbord met een schema. Ik snap direct hoe het werkt. Ik schrijf mijn naam op en zet nog wat kruisjes in het diagram. Niet veel later word ik dan opgehaald door een meisje van een jaar of tien en completeer ik een tafel voor vier. Soms spelen we een spel dat ik al ken en soms is het iets nieuws. Ik win in ieder geval altijd en ontwaak volkomen tevreden en uitgerust.
‘Kom eens kijken naar mijn spelletjeshonk’, roep ik mijn geliefde. Hij komt rustig aangekuierd met een halfvol glas in zijn hand, een beetje schuim op zijn bovenlip.
‘Je gaat toch niet weer over je droom beginnen, hè?’
‘Hij komt uit!’, zeg ik, ‘Hij bestaat, mijn spelletjeshonk. Zie je de tafels? En het schoolbord en de kast?
‘Nu de mensen en kinderen nog’, zegt G en leegt zijn glas, ‘Kom, we gaan barbecuen.’
Net als we de deur uitstappen komt de eigenaar weer aan met nieuwe gasten.
‘Die ontbijtzaal…’, begin ik.
‘Het is toch keurig opgeruimd, hoop ik?’, zegt hij, ‘Ik verhuur het twee keer per week. Ze laten het niet altijd even netjes achter, maar ze hebben zo’n plezier’.
Hij houdt de deur open zodat G en ik zonder gedoe naar buiten kunnen.
‘Laten we verhuizen’, zeg ik.