De Job

‘De kunst is om de energie te vinden alsof je het voor de eerste keer doet.’ 

Job, ooit directeur van het Nederlands Bureau voor Toerisme, verhuisde twaalf jaar geleden naar Buenos Aires vanwege de liefde. Job heeft alle tijd gehad zijn one man show voor Nederlandse toeristen tot in de puntjes te perfectioneren. Hij heeft die tijd benut, hij vindt die energie, Job is een vakman. Met tien andere Nederlanders fietsen we zes uur lang graag achter hem aan door Buenos Aires. Bij elk hoogtepunt stappen we af om met vol gewicht aan Job’s lippen te hangen. Zijn verhalen zijn doorspekt met turn-arounds, cliff hangers en quiz-vragen. Job maakt ze af met mooie Argentijnse handgebaren waar hij alles mee kan uitbeelden: tangodansers, Belgische kasseien, Messi die wordt ingespoten met groeihormonen, zwangere vrouwen, de dode Evita waar drieëntwintig jaar mee gezeuld is voor haar gebalsemde lijk eindelijk weer welkom was in Argentinië en kon worden bijgezet in het familiegraf van de Duartes. De handgebaren komen trouwens van de Italianen die zo bepalend zijn geweest voor de culturele ontwikkeling van Buenos Aires. De stad dankt hier de pizza’s, de ijsjes en de corruptie aan, naast de moeder-verering en het levendige gesprek. 

Job mat ons af, we fietsen van de plaza de Mayo naar de haven met de eendenbekbrug en de Engelse pakhuizen, langs de Nederlandse ambassade die we nu uit kostenoverwegingen delen met die van de Belgen, langs het Nederlandse plein waar het beeld van het blije meisje is gejat, maar Anne Frank nog staat. Via San Telmo fietsen we naar de wijk La Boca waar al die arme Italianen anderhalve eeuw geleden in huisjes van havenafval en golfplaten warm probeerden te blijven. Hun leven veranderde nadat een kunstzinnige havenarbeider op het idee kwam de krotten in felle kleuren te schilderen. Het bracht indertijd al de hoop en levenslust terug bij de bewoners van La Boca, nu komen er dagelijks honderden toeristen voor langs om plaatjes te schieten. 

We fietsen verder naar La Bombonera, het voetbalstadion waar Maradonna groot is geworden. Job denkt dat zijn voetbaltalent niet kon tippen aan dat van Messi, maar Messi had geen hand van God om de bepalende goals te maken in de WK-wedstrijd tegen Engeland nadat Argentinië net de Falkland oorlog had verloren. Met deze heldendaad verzekerde Maradonna zichzelf in 1986 van eeuwige roem.

Onze tocht met Job zit er op, verbrand en moe slepen we ons terug naar het hotel voor een oplaadchill. F’s Belgische collega A danst tango vanavond op de Avenida Florida, dat willen we zien. Voor de beste tango hoef je niet perse naar een dure tent. Bij de show op straat participeren dansers uit de top van de wereld omdat de pet ze meer oplevert dan het vaste salaris van het Teatro. 

A’s bestaan draait om de tango. Iedere maand vraagt ze een reis aan naar deze stad en neemt dan elke dag les. F en ik krijgen een plastic krukje, we zitten eerste rij voor de tangoshow. Een voor een vertonen de paren hun kunsten. De danseressen laten onmogelijke splits en achteroverbuigingen zien. De dansers tillen ze hoog op en zwieren ze over de hoofden van het publiek dat voortdurend wordt aangemoedigd te applaudisseren. Qua niveau hoort A er eigenlijk niet bij, ze kijkt ook niet boos genoeg voor de tango, toch mag ze af en toe een paar passen dansen. De danspartners van vanavond kennen haar niet en durven haar niet te laten vliegen. Al vindt A dat jammer, ze lacht de hele tijd. 

Als het gezelschap fotoshoots gaat maken met mensen uit het publiek stappen we maar eens op. We nemen een taxi naar het vegan restaurant Largo in de volkswijk Palermo, F spreekt uitstekend Spaans, ze checkt de uitspraken van Job vandaag over de buitensporige inflatie en de onvermijdbare linkse overwinning aanstaande zondag bij de taxichauffeur. Job heeft niet overdreven. 

Het hippe Largo is een tip van een passagier op de heenweg. Haar dochter is model en is blijven plakken aan een steenrijke, verliefde Argentijn. De moeder bezoekt haar dochter jaarlijks en weet inmiddels de beste plekjes van de stad. Ook zij heeft niet overdreven, de hapjes in Largo zijn verrukkelijk. We komen de passagier dan ook weer tegen met haar familie. De Argentijnse schoonzoon is nou ook weer niet zo verliefd dat hij vergeet met ons te flirten.

We willen de avond afmaken met een mooie wandeling. Een zoete geur achtervolgt ons, ook als we een heel stuk verder zijn gelopen  en de hoek omslaan. Het moet wel van de paarse bloemetjes komen aan de platanen langs de stoep, maar we willen bewijzen. De bloemetjes hangen net te hoog. Ik spring en spring en ruk heel wat groen van de takken, maar geen bloemetjes. F slaat met haar tas in de lucht, maar ook deze tactiek geeft geen succes. Als er al boefjes zijn die overwegen ons te beroven, dan denk ik dat ze het maar laten. Niemand valt ons lastig in de donkere straten van Palermo. 

Terug in hotel Emperador zien we A in de bar zitten in haar dansjurk. Haar lach heeft haar niet verlaten al is ze moederziel alleen. We gaan nog even bij haar zitten. Ze is blij met mijn filmpjes, ze wordt niet vaak vastgelegd. We vragen of een van de danspartners haar nog heeft laten vliegen. Ze schudt haar hoofd, de lach is heel even weg. Zeg ik toch bijna ‘Kop op, maandagavond mag je weer veertien uur.’

Veertien uur

‘Kan ik er nog uit?’

Ik ben net Fred Flintstone die met beide vuisten op de deur roffelt als hij Wilma smeekt om de deur open te doen. Twee bemanningsleden proberen me gerust te stellen, ze weten van mijn vliegangst die na het sluiten van de deuren van de Dreamliner doorschiet in een paniekaanval. Ze halen de purser erbij, mijn vriendin F, met wie ik als companion meereis. Nee, natuurlijk kan ik er niet meer uit. Althans niet hier en nu. Over veertien uur in Buenos Aires, dan wel.

Ik geef me over, de paniek zakt. Veertien uur opgesloten zitten is lang, maar in de business class is het een eitje. Ik dacht altijd dat de verhalen overdreven werden, maar het is echt waar. De tafeltjes worden gedekt met linnen, je slaapt gestrekt, je krijgt kreeft en champagne. Als je wilt, hè, niets is verplicht, want de bemanning in de business is minstens zo lief als in de economy. 

Mijn ontspanning zet door, de turbulentie doet me niks. F geeft me een tour langs de bemanning.  Het rondje – we zijn er wel even mee bezig, 294 stoelen ben je niet zomaar voorbij – eindigt in de gender-equale cockpit. Of ik een game room binnenkom: lampjes, knopjes, metertjes, schermpjes. Een paar kleine raampjes om naar buiten te kijken zouden het virtuele gevoel kunnen compenseren als het buiten niet zo pikkedonker was. De vrouwelijke piloot vertelt ontspannen over haar leven met basisschoolkinderen en een werkverslaafde man, de mannelijke piloot probeert de WiFi te verbeteren voor een ontevreden passagier. Ik hoor dat de bemanningsleden op deze vlucht zo’n drie uur slapen. Ik mag terug naar mijn ligstoel om filmpjes te kijken en net zoveel te slapen als ik wil. De veertien uren vliegen voorbij.

Companion S trekt me net op tijd weg voor een Argentijnse motorduivel die ver voor de rest van het verkeer de bocht om komt. Wat deed ik ook op die drukke weg? We zijn nog geen vijf minuten onderweg van het hotel naar de cementerio waar ook Evita Perron begraven ligt. In het witte kloosterkerkje er vlak voor probeer ik me achter een groep schoolkinderen te wurmen om de blauw-gouden Jezus en Maria beter te kunnen bekijken en zwiep met mijn vest een houten pilaartje omver. In mijn pogingen het weer op zijn plek te zetten pleeg ik een overcorrectie waardoor er voor de tweede keer een oorverdovende kletter klinkt in het Godshuis. De tweede keer kijken de kinderen niet eens meer op, ze weten al wat het veroorzaakt, lekker boeiend. De geesten op de cementerio hebben misschien wel even hun wenkbrauwen opgetrokken, hoe gewend ze ook zijn aan verstoringen. 

Op de tjokvolle begraafplaats voor de rijke Argentijnen is het ene familiegraf nog indrukwekkender dan het ander. Er zitten kleine kerkjes bij, versierd met smekende engelen en gedenkschriften, torentjes en glas in lood taferelen. Binnenin de gebouwtjes daalt men af naar de grafkelders waar eindeloos lang kisten worden bijgeplaatst. Hier worden verschillende generaties na de dood herenigd, een troostrijk idee. 

Voor we Evita vinden hebben we de plek van haar laatste rustplaats wel vijf keer aan het onderhoudspersoneel gevraagd. De laatste groenwerker komt op het idee ons te vertellen dat we moeten zoeken naar Duarte, niet Perron.

Buenos Aires is enorm. De gebouwen zouden zo overgevlogen kunnen zijn uit Barcelona of Madrid, maar de Avenidas zijn zeker drie keer zo breed als bij ons in Europa. In dit deel van de stad, de wijk Recoleta, valt de grote hoeveelheid hondenuitlaters op.  Ze lopen ieder met een collectie van minstens zeven op elkaar lijkende honden, de een trekt aan een kudde witte mopskeffers, de ander voert gestipte Deense Doggen aan. In het park aan de avenida Libertador worden ze allemaal tegelijkertijd losgelaten. S en ik bestellen thee op een roze terras, we zetten onze stoelen aan dezelfde kant van het tafeltje zodat we beiden het gedrag van de honden kunnen bestuderen. Sommige honden gaan meteen sociaal lopen doen, ze geven de rest een zet en een blaf om hun positie te bevestigen. De echte machthebbers strekken zich uit op het gazon in een luierhouding en besteden juist geen enkele aandacht aan de medehond.

Terug in het hotel verruil ik S voor F die een beetje is bijgeslapen. De bemanning heeft vrij tot zaterdag, dan moeten ze nog even op en neer naar Chili. Maandagavond vliegen we allemaal terug naar Amsterdam, als we tenminste de Argentijnse verkiezingen van zondag overleven. Die schijnen nogal levendig te verlopen, de stad wordt vanaf zaterdagavond preventief drooggelegd, nieuws dat tot grote opwinding leidt. 

F en ik zien dat dan wel weer, nu gaan we op pad naar het Teatro Colón. dat minstens zo mooi is als de Weense opera. Alle voorstellingen de komende dagen zijn uitverkocht en ook voor de rondleidingen maken we voorlopig geen kans. Verder dan, naar het Plaza de Mayo met het roze presidentenpaleis waarvóór op donderdag nog altijd dwaze moeders hun rondjes lopen. Verder naar de gezellige wijk San Telmo met de antiquairs en hippe schoenenwinkels. Onderweg maken we een praatje met stakend ziekenhuispersoneel dat al vier maanden geen salaris uitbetaald heeft gekregen. Jonge mensen, vol levenslust, ze ogen gelukkig optimistisch. 

Een voormalig treinstation in San Telmo wordt gebruikt als overdekte markt met tapasbars. Iedere bar heeft zijn eigen open vuurplaats, de koks beginnen bij de creatie van ieder hapje met het bakken van knoflook in heel hete olie. Het eten ziet er overal heerlijk uit, toch hebben we een favoriet. De bar met de gewokte aubergines, dáár gaan we eten straks als de tijd rijp is. Eerst borrelen in de zon op de Plaza Dorrego waar we kunnen genieten van straattango. Het is slepend, deze dans die hier honderd jaar geleden door Europese mannen met last van heimwee is ontwikkeld. Het openstaande knoopje bovenaan de rok onder de blote rug van de danseres ergert me. Waarom zit dat knoopje niet dicht? Zometeen valt die rok nog op de grond. Het houdt me zo bezig dat ik de brandweerwagen pas laat in de gaten heb. Met loeiharde sirene scheurt hij langs onze Plaza. Als ik me weer terugdraai naar de dansers zit het knoopje dicht en kan ik me beter concentreren op de passen. 

Terug in het treinstation blijkt uitgerekend onze favoriete bar te zijn uitgefikt. De brandweermannen zijn net klaar, tevreden kijken ze naar de natte, zwarte vuurplaats waar nu geen vlammetje meer te bekennen is. We zoeken de kok op, wat nu? Hij verhuist gelukkig mee naar een andere bar en tovert voor ons vijf compleet verschillende hoog opgebouwde tapas. Wat goed dat die deuren al dicht zaten gisteravond.

Verjaarswandeling

‘Gefeliciteerd, schat!’ bij mijn ontbijt op bed. Eigenlijk is het mijn beurt, maar het is maar één keer per jaar twintig september en op die dag gaat alles anders. Als het goed gaat, vier ik mijn verjaardag vanavond in een restaurant in Delfshaven. Maar nu ben ik nog in Voorburg en vier straks mijn verjaardagsochtend met een wandeling naar het grootste winkelcentrum ter wereld in wording. Ik heb een missie, ik moet een lens kopen van min-tweeëneenhalf waar je drie maanden mee kan doen. Levensgezel G heeft uitgevonden dat hij één oog kan opplussen met zijn leesbrilsterkte. Hij wil met het ene oog lezen en met het andere ver weg kijken. 

‘Kan dat nou wel, met jouw beroep?’ vraag ik terwijl ik mijn eitje onthoofd. Het lijkt me niet goed voor de clientèle als hij halfwazige portretten aflevert, maar G is ervan overtuigd dat er geen nadelen zitten aan dit getover met plus en min.

De plantsoenendienst is twee weken geleden begonnen met het wegsnoeien van alles wat recht omhoog uit het gras groeit. Ik ga ervan uit dat ambtshalve is vastgesteld dat de bijen genoeg suiker hebben verzameld om de winter door te komen, want anders kan ik het besluit voor deze kaalslag niet verklaren. Onze gemeente is officieel bijvriendelijk verklaard en inderdaad hebben de groenambtenaren in de lente overal zaadbommen gegooid. Het is allemaal opgekomen, bermen en oevers stonden vol met klaprozen, korenbloemen, madeliefjes, uien, ukeleles en akela’s. Alles feestelijk door elkaar omdat ze geen strobreed in de weg werd gelegd. En een gezoem van jewelste, dus de aanpak was een succes.

Nu dan dat leegsnoeien, het is geen porem en ik kan er maar moeilijk aan wennen. De zomer is duidelijk nog niet voorbij, maar onze gemeente heeft anders bepaald. Treurig loop ik langs de sloot bij de kinderboerderij en hoor geschater. Ik zie een jongeman in een bootje waar enorme, ronddraaiende messen op zijn gelast. Zijn mond staat wagenwijd open, zijn ogen zijn toegeknepen, zijn kin steekt naar de hemel. De zeldzame uitbundigheid bij jongens van deze leeftijd (ouder dan zestien kan hij niet zijn), ik beschouw het maar als een verjaarscadeautje. Ook als hij in een moordend tempo de laatste rietsprieten langs de oever wegmaait en hij, door zijn bootje een paar keer om de as te laten draaien, alles verschrikt wat ademt op deze sloot. Zelfs de onverstoorbare zwanen staken hun kroosgeslobber en zetten aan om niet in de zeisende scharen terecht te komen. 

Het bootje schommelt nu zo vervaarlijk, dat ik me afvraag of er niet iets van toezicht moet komen. Maar zoals zo vaak, regelt het leven zichzelf. De jongen krijgt een rank Chinees meisje in het vizier dat heen en weer loopt met een kruiwagen. Het is haar taak om het vieze stro uit de hokken op te halen en in een gat in de grond te gooien. De jongen verlaagt het toerental van de bootmoter, in een rustig tempo vaart hij haar kant uit. Hij zet zijn pet af en duwt zijn haar in model. Het meisje kijkt niet op of om, zij is bezig met haar taak waar ze minder van geniet dan hij, maar die ze o, zo serieus neemt. Ik hoop dat het wat wordt tussen die twee, maar ik wacht het niet af, want snel zal het niet gaan en ik ben nog niet eens op een kwart van mijn missie.

Voor mensen als ik is het grootste winkelcentrum ter wereld in wording een lastig te nemen vesting. Als ik het van de zuidflank benader moet ik over een heuvel heen die ooit ter overbrugging van een viaduct is gebouwd. Naast de heuvel is een park met de mooiste bomen en kindertoestellen, altijd tjokvol opa’s en oma’s met kleinzonen. Ik heb het laatst nagezocht, er worden bijna net zoveel meisjes als jongens geboren, ook de laatste jaren, maar in het straatbeeld zie je dat niet terug. Ook zonder meisjes voert dat parkje een bijzondere aantrekkingskracht op me uit, ik moet en zal daar wandelen, al is dat duidelijk niet de bedoeling. Althans, niet voor mensen van de zuidflank. Die moeten op de heuvel blijven en hebben geen andere keuze dan te worden opgeslokt door de timmergeluiden en de verse broodluchten van Leidsenhage. 

Op de terugweg met mijn min-tweeëneenhalf in de pocket denk ik slim te wezen en pak een andere route, recht het parkje in. Heerlijk wandel ik daar tussen de grootouders, aai een paar kleuters over de bol, neem eens plaats op zo’n kukelkuiken (tenslotte ben ik jarig en mag ik alles) voor ik weer op huis aan ga. Maar dan zie ik waar ik aan begonnen ben. Terugkomen op de heuvel kan maar op één manier en dat is over de blubber van de steile rand klauteren. De plantsoenendienst heeft nog maar één halmpje op de kale graswand overgelaten en dat heb ik hard nodig om mezelf overeind te houden. Als ik naar boven kijk om te zien hoever ik nog moet, zie ik een vrouw met lange zwarte haren en dito hond. 

‘Hup, mevrouw, hup!’ zegt ze. Verdikkie, nu moet ik de klus wel afmaken. Het lukt me, maar mijn verjaarsschoenen moet ik nog lange tijd laten indrogen. Bij het laatste stukje reikt de vrouw me de riem aan van haar hond. Is dat geen dierenmishandeling? Ach, haar beest ziet er sterk uit en het is twintig september. Als ik naar boven ben getrokken, loop ik een eindje met de vrouw op. Zij vindt het ook een rotheuvel. Kan de gemeente het viaduct niet vol laten storten of kunnen ze het hele park niet ophogen? Er zijn zoveel oplossingen als de gemeente maar wil, vindt ze. 

Terug langs de kinderboerderij hangen er opeens trossen witte ballonnen aan de palen langs de sloot. Aaaahh, ze hebben er aan gedacht! Maar als ik dichterbij kom lees ik dat Laura met Robbert gaat trouwen. Ze hebben er een mooie dag voor uitgekozen, een dag die ze elk jaar zullen vieren, net als ik.

Intercultureel beleefd

‘Moet ik nu alwéér het antwoord geven?’ vraagt de mevrouw vooraan in het klaslokaal die op eigen initiatief al drie vragen heeft beantwoord. Ik lees aan de non-verbale signalen van de workshopleider dat hij bedoelt: ‘Nee, egomuts, ik wil nou eens de kans aan een ander geven.’, maar dat zegt hij niet want hij geeft les over interculturele beleefdheden. Hij is zelf een toppunt van beleefdheid, zelfs bij de antwoorden die overduidelijk hartstikke fout zijn zegt hij: ‘knap gevonden!’

Een nuttige workshop over een ingewikkeld onderwerp. Ik zit hier met zeker dertig andere taalmaatjes, allemaal vrijwilligers die buitenlanders helpen met hun Nederlands. Vanmiddag leer ik dat er twee redenen zijn om beleefd te doen en die zijn universeel. Men wil tegemoet komen aan de behoefte van de ander om 1. aardig gevonden te worden en 2. zelf de eigen acties te bepalen. 

De mate waarin aandacht wordt besteed aan het aardig gevonden worden of aan de autonomie is juist cultureel bepaald. Zo besteden we in Nederland vooral aandacht aan de autonomie behoefte. We houden er niet van een gunst aan iemand te vragen omdat de ander het vast moeilijk vindt om nee te zeggen. Hiermee beroven we diegene eigenlijk van zijn vrijheid. Als we toch iemand om een gunst moeten vragen proberen we de gunst zo klein mogelijk te laten lijken. We zijn dol op verkleinwoorden en op ‘even’ en ´eventjes’. Verder kleineren we onszelf om de ander zo gunstig mogelijk te stemmen na zijn vrijheidsberoving. Zoiets als ‘Ik ben gisteren een beetje dom geweest in het casinootje, nu zit ik wat krapjes. Wil je even een ruggetje op mijn rekeningetje storten?’

De workshopleider breidt onze kennis uit met de beleefheidsdriehoek. Nederlanders communiceren vooral lineair-actief, dat wil zeggen direct, feitelijk, zonder lichaamstaal waarbij luisteren en praten gelijk opgaan. Dit kan ik nog volgen. Maar dan wordt het ingewikkelder. In Spaanstalig Amerika wordt vooral multi-actief gecommuniceerd. Hierbij is het een en al lichaamstaal, gevoel en emotie wat de klok slaat en wordt er meer gesproken dan geluisterd! Dat kan alleen als iedereen door elkaar heen zit te toeteren, maar kan ik me ook nog iets bij voorstellen. 

Maar dan komt het. In Vietnam wordt vooral reactief gecommuniceerd met zeer subtiele lichaamstaal, alle conflicten vermijdend waarbij er meer geluisterd wordt dan gesproken! Mijn hersens gaan op slot. Dit betekent dat men in Vietnam luistert naar niets!  

Toevallig ben ik er een paar jaar geleden geweest en één ding is zeker: ze hebben geen tijd om naar niets te luisteren. Wel houden de Vietnamezen graag hun helm op bij alles wat ze doen. Ik kan me voorstellen dat het gehoor dan niet optimaal functioneert, maar dat is weer een andere kwestie.

Ik zit dus nogal verdwaasd in de workshop na deze informatie als de leider het interactieve deel aangekondigt. We moetenen eerst onszelf scoren op de driehoek en vervolgens onze taalbehoeftige. Hierna zijn de moeilijkheden tussen ons en de taalvragers duidelijk en komt de vraag hoe we dit oplossen. 

Dit is al een lastige opgave, maar dat is nog niets vergeleken bij het uitwisselen van onze scores in een klein groepje. Ik zit aan een tafel waar ik compleet genegeerd word. De anderen zitten tegen elkaar op te snoeven over hun aanpak met hun taalvragers. Ze komen niet op het idee mij naar mijn scores te vragen, laat staan dat ze informeren hoe ik daar dan mee omga en of ik nog tips voor ze heb. Ik voel me totaal niet aardig gevonden. Waarschijnlijk is dat de reden dat ik me zeer autonoom ga gedragen en dwars door hun gesprek heentetter: ‘Zo, ik heb dus twee taalvragers en die zijn compleet verschillend van elkaar.’ Razendsnel schuif ik mijn driehoek naar voren waarin ik grote pijlen en uitroeptekens heb gezet. Het lukt me om drie zinnen aan het woord te blijven voor ze het gesprek weer overnemen, koekkruimels op mijn driehoek strooien en  doen of ik niet besta. Ik weet weer waarom ik taalmaatje geworden ben en dat is niet om mensen te leren Nederlandse gewoonten over te nemen. 

Brummies

Birmingham romantisch? Is het niet hypermodern, hip-industrieel, een stad om te werken? Zeker, dat ook. Maar er is meer.

Vlak naast ons appartement ligt een ader van de oudste infrastructuur van Birmingham: een kanalennetwerk van 160 kilometer. Hoewel economisch niet meer nodig, wordt het in uitstekende conditie gehouden. De kanalen zijn zo smal dat alleen speciaal gebouwde boten (de ‘narrowboats’) er doorheen kunnen. Om de dertig, veertig meter is er een handbediende sluis, het is dus een heleboel werk om je per boot te verplaatsen. Gelukkig zijn er voetpaden langs de kanalen voor een idyllische wandeling die wordt afgewisseld door licht en donker. Soms moet je een stukje bijna op je knieën kruipen omdat de bruggen zo laag zijn. Soms kun je toch niet verder en moet je met een trappetje omhoog voor een stukje op de straat om verderop weer af te dalen naar het niveau van het water. 

We volgen de kanalen tot het City Center Park, waar we de door de bloemen half verstopte stelletjes het minnekozen liever niet willen beletten, maar als we zelf een plekje willen moeten we wel. Bij wie zullen we eens op de lip gaan zitten? B wijst anderen aan dan G en die wijst weer anderen aan dan ik. We lopen aarzelend rond van bank naar bank en verstoren zo de vrijerijen van álle Brummies.

Via China Town met aanprijzingen van de nieuwste hit onder de thee (groene thee met een topping van gesmolten zouten kaas), lopen we door naar de Library van Birmingham dat meer te bieden heeft dan het uitlenen van boeken. Op de zevende verdieping is een secret garden waar heftig naar kruiden ruikt. Er zijn wel twintig knuffelbanken, hier met uitzicht over de hele stad.  Op de negende verdieping vinden we een memorial kamer met vroege uitgaven van Shakespeare. We kunnen koffie drinken en spelletjes doen, met de roltrap heen en weer of een stukje in een glazen lift. 

Voor de bibliotheek staat een manshoog beeld van twee zwangere vrouwen met drie peuters. Ze staan symbool voor het gezin dat van de Brummies niet traditioneel hoeft te zijn qua samenstelling. Voor het beeld is een plein waar hoge waterstralen recht uit de grond komen. Waar en wanneer kun je niet voorspellen. Ouders trekken hun kinderen zoveel mogelijk kleren uit en laten ze over het plein rennen. Een heerlijk spel, het water blijft ze verrassen en ze worden zeiknat. Precies achter dit waterspeelplein werken zo’n zestig mannen in oranje pakken aan de fundering van weer een nieuw gebouw. Een wonderlijk gezicht, de grond waar ze werken ligt dieper dan het fonteinplein waardoor de oranje werkers kleiner lijken dan de kinderen. 

Op het Victoriaplein kijkt de kuise koningin vanaf haar hoge sokkel net langs  ‘The Floozie in the Jacuzzi’, het vrouwelijke naakt in de fontein met de ondeugende ogen. Er zijn maar liefst twee demonstraties gaande, een grote over het recente onrecht in Kashmir en een kleine over de slechte behandeling van de daklozen. De aanvoerders van beide groepen zetten een soort chants in door de microfoon die snel worden overgenomen en samen tot een ritmisch geheel leiden. We lopen een stukje met de Kashmirs mee voor we afbuigen naar links voor een bezoek aan de Back to Backs. 

Eerst passeren we nog een pleintje waar de bekende gestreepte ligstoelen netjes in rijen van tien zijn opgesteld voor een groot scherm. In de stoelen liggen kinderen met hun moeders en moeders. Op het scherm beleven kleine poppetjes een angstig avontuur, maar wij lopen door naar het kleine stukje Inge Street met rijtjeshuizen rond een hofje dat in de oorspronkelijke staat wordt gehouden. Je kunt er zien hoe arbeiders leefden in de 19e eeuw. In het laatste huisje is een winkeltje waar je snoepjes kunt kopen die al honderden jaren zo worden gemaakt. De vrouw achter de toonbank ziet eruit als Elphaba van Wicked. Voor ons is ze bereid de regel (‘één snoepsoort per zakje’) aan haar laars te lappen als we het aan niemand doorvertellen.

‘s Avonds in Brindley Place voel ik opluchting. Hier zijn genoeg gezellige pubs, restaurantjes, night clubs met live muziek om het maandenlang leuk te hebben voor een negentienjarige. B is stomverbaasd als ik het vertel. Hoezo had ik getwijfeld dat ze het wel leuk gaat hebben? Leuk hebben heeft niets met de gezellige pubs te maken. Leuk hebben heeft te maken met de mensen om je heen en leuke mensen vind je overal. Dan bedenk ik me nog iets anders. Wie zou de ervaring willen missen de Brexit van binnenuit mee te maken, verkerend in een academische omgeving terwijl je world politics studeert? 

Morgen nog het veelgeprezen Birmingham museum en de botanische tuinen, maar dat zijn toetjes, niet echt meer nodig. Ik ben gerustgesteld.

Lady Barber

‘Have you contacted the police?’, vragen we aan de man naast ons. We zijn niet de enigen die naar de grote vlammen kijken, sommigen staan op straat, anderen blijven in hun auto zitten. Het is erg stil, waar blijven de sirenes? Een jongen en zijn vriendin willen nog dichterbij, ze passeren de twee wachtende auto’s voor ons. Op hetzelfde moment steekt er uit elk van de auto’s een hand met een halt-gebaar. Iemand brult: ‘This is being filmed!’


We zijn nu een halve dag in de, op een na, grootste stad in het UK. We beginnen ons driedaagse bezoek op de campus van de Universiteit van Birmingham. Dit is het echte doel van onze vakantie: kijken waar dochter B zich een semester lang gaat verrijken met kennis, met nieuwe ervaringen, met een tijdje los zijn van pa en moe en van andere vertrouwde elementen in haar leven.


Ik dacht geen speciale verwachtingen van de campus te hebben, maar dat is een illusie, want ik ben aangenaam verrast. De gebouwen op het groene terrein zijn in verschillende periodes neergezet, toch vormt het een passend geheel. Het centrum van de campus is gemakkelijk te vinden, want waar je ook bent, torenklok ‘Old Joe’ is altijd te zien.

Het nieuwe collegejaar is nog niet begonnen, het is nog rustig. Zo kunnen we alle doorkijkjes naar de grasveldjes en binnentuinen goed bekijken. Twee Aziatische meisjes in zwarte graduation cap en gown poseren voor een fotoshoot. We komen ze telkens weer tegen, in nieuwe poses en op andere plekken.

We lopen de music hall in en bekijken de concertzaal en de programmering van concerten voor het komend semester. Muziek is een van de redenen waarom B enthousiast is over studeren in deze stad.
Nog één gebouw te bekijken: het Barber Institute of Fine Arts, iemand bij de ingang wenkt ons. Nou vooruit, we willen best nog even bekijken wat de studenten hier bij elkaar knutselen. Blijkt het institute te beschikken over topstukken. Frans Hals, Jan Steen, van Gogh, maar ook werken van Matisse, Monet, Manet, Degas, Rodin. Lady Barber heeft haar erfenis in de jaren dertig gebruikt voor het verzamelen van deze werken ter inspiratie voor de studenten. 

Ons bezoek staat een beetje onder druk door Souhail die ons een appartement verhuurt en me bestookt met appjes of we snel willen komen. Het contact met haar verloopt niet echt soepel, eerst wil ze dat we zo laat mogelijk komen omdat ze moet werken en nu is ze er zelf opeens eerder en jaagt ze ons op.

We rijden toch eerst even langs het huis waar B vanaf zondag gaat wonen. We kunnen er nog niet in, maar het is leuk alvast de buurt te zien. Als ze geen tijd heeft om te koken kan ze naar de Hurry for Curry en het is vast slim om goede vrienden te worden met de scrupuleuze fietsenmaker op de hoek. Hij heeft een bordje dat hij geen gestolen spullen koopt.

B’s kamer kijkt uit op een Baptistenkerk waar iedereen welkom is. Om de hoek zit een moskee. Mocht ze nog spirituele belangstelling ontwikkelen, in deze buurt is er keuze genoeg.

Souhail blijkt geen vrouw, maar een man te zijn. Mijn conclusie is dat hij de verhuur van het appartement er niet bij kan hebben in zijn leven. Het ziet eruit alsof hij in grote haast de schoonmaak heeft gedaan, het onderlaken hangt nog nat aan de deur en er is maar één handdoek. Hij gaat er niks voor ons bij regelen want daar heeft hij geen tijd voor en als dat betekent dat we zijn gebladderde appartement niet willen, kunnen we er nog vanaf, dat kan hem niets schelen. Dat laatste is bluf, maar zijn machtsinschatting dat wij geen zin meer hebben om iets anders te zoeken, is juist. We accepteren de situatie, ik krijg een slap handje en Souhail gaat er als een haas vandoor.


Lang geleden is door iemand een poging gedaan het hier gezellig te maken met rode bloemengordijnen en nepeiken bordjes met teksten als ‘Home is where the heart is’, ik denk van Souhail’s verloren liefde. De vorige huurders zijn in grote haast vertrokken, ze zijn hun fles Bacardi in de ijskast vergeten. We zetten onze fles cola er maar naast, wie weet wordt dat nog wat.


Birmingham is, net als Rotterdam, grotendeels platgebombardeerd in de oorlog, er zijn niet zo heel veel oude wijken die het hebben overleefd. Daarom is de serie Peaky Blinders, die gebaseerd is op een bestaande jaren-twintig-bende uit deze stad, voornamelijk opgenomen in Liverpool. Birmingham is een heel eind met het ophippen van oude industriewijken, ze hebben duidelijk uitstekende architecten in dienst genomen om ze daarbij te helpen.

Vanavond bekijken we het spectaculaire Grand Central. Aan de buitenkant de organische vormen in spiegels die naar beneden lijken te druipen, aan de binnenkant het plafond met de groene alien-ogen. Het is verbonden met het moderne winkelcentrum ‘Bull Ring’ waar we nog tot laat handdoeken kunnen kopen.


De bediening in het Japanse restaurant is professioneel en erop gericht het ons naar de zin te maken. We denken weer aan Sohail en beramen alvast zure reviews. Alsof hij het voelt stuurt hij nog een huilie-huilie app met ´sorry’ zonder verder een enkele handreiking. Als we eraan denken schrijven we misschien iets aardigs over de wifi, want eerlijk is eerlijk, die hebben we nergens zo goed gehad.

Rechts, links

‘Rechts houden, rechts houden!´, schreeuwen mijn vader en de moeder van vriendinnetje J. Het is zeven uur ‘s ochtends, meer dan vijftig jaar geleden, ik trap me warm op weg naar zwemles en doe mijn uiterste best mijn stuur recht te houden. Een hele tour nog op mijn oranje vouwfiets, ik krijg de volwassenen dan ook niet tevreden.

‘Links houden, links houden!’, schreeuwen B en G. O ja! Mijn verkoudheid is nog niet voorbij, ik kan mooi Lemsip de schuld geven dat ik in de war raak van de regels in het UK. Op de roltrappen en op de stoep moeten we juist aan de rechterkant blijven, op de weg weer links. Charmant, maar onpraktisch. 

Fietsverhuurder Rocky van City Bike Hire raadt onze nationaliteit als we de helmen afslaan. Hij waarschuwt ons vervolgens voor de remmen die veel strakker zijn afgesteld dan wat we in eigen land gewend zijn. Aardige vent, Rocky, hij roept ons tips na over hoe we kunnen afdingen in deze keurige stad. Geen overbodige luxe, want je moet voor bijna alle bezoekjes flink in de buidel tasten. Zelfs om de kerktoren van de St. Mary’s te beklimmen moet je vijf pond neerleggen. Ik heb daar iets tegen, betalen voor iets dat me een flinke fysieke inspanning kost.

Op de fiets kunnen we makkelijk de colleges, kerken en zandkastelen van Cambridge bekijken zonder moe te worden. Bovendien is er tijd voor een picknick aan de Cam met koekjes van Ben, een nieuwe hype. Gedienstige vaders van alle nationaliteiten huren een grote roeiboot, laden hun vrouw en kinderen erin en punteren de rivier af. Dit gaat al honderden jaren zo en als de Cam blijft bestaan, zal dit vertier er ook zijn.

Later op de dag klinken we de fietsen vast aan het hoofdgebouw van King’s College en drinken we cappuccino op het plein met de markt. Twee jongens met vriendelijke gezichten proberen wat geld te verdienen. De ene tolt rond in een brede hoepel, waarschijnlijk heeft hij zich gek geoefend, maar het ziet er verbazend gemakkelijk uit. De ander doet goocheltrucs die steeds net mislukken. Hij blijft het maar proberen, ik word er ongemakkelijk van. Misschien is dat wel de truc, hij haalt duidelijk het meeste geld op.

In de winkel van de oudste uitgeverij ter wereld ‘Cambridge University Press’ ligt  ‘A Concise History of the Netherlands’ van James Kennedy in de etalage. Er is een zomeraanbieding, je kunt het kopen met 30% korting. Het doet me goed als ik zie dat de aanbieding geldt voor álle Concise Histories.

De universiteit van Cambridge is ontstaan door onvrede van de studenten in Oxford over riots ´between town and gown’. Niet zo gek, want de studenten konden zich allerlei vrijheden veroorloven en misdaden begaan omdat de Kerk ze toch steeds de hand boven het hoofd hield. In 1209 is de situatie flink uit de hand gelopen toen een clerk (zeg maar werkstudent) een vrouw had vermoord en op de vlucht was geslagen. In opdracht van King John, die ruzie had met de kerk, zijn een paar andere, onschuldige clerks zonder enige vorm van proces opgehangen. Naar verluidt hebben drieduizend studenten en professoren in Cambridge een nieuw onderkomen gezocht, hopend op een meer ingetogen en minder emotionele sfeer in dat toen heel kleine dorpje. IJdele hoop, want al snel waren er ook in Cambridge problemen, maar vandaag de dag komt de stad wel onverstoorbaar over. We merken bijvoorbeeld niets van de commotie over het prorogue-voorstel van Boris. Waren we nog in Londen geweest dan waren we waarschijnlijk meegesleurd in de optochten of waren we minstens weer op een teaparty uitgenodigd om te discussiëren.  

We komen thuis met boodschappen en rekenen op een rustige avond sport kijken. Tegenover ons appartement  is een veld waar een onbegrijpelijk spel wordt gespeeld, misschien is het zojuist spontaan ontstaan, misschien wordt het al eeuwenlang serieus beoefend in deze contreien. Er komen een hoop oranje pylonen en frisbees aan te pas, de spelers moet heel hard hollen en o wee als ze vergeten links te houden, dan moeten ze aan de kant en mogen ze geruime tijd niet meer meedoen. Pedagogisch lijkt me dit volslagen onverantwoord. 

Lemsip

De Britten hebben fantastische drugs. Ze verkopen pillen met meervoudige werking voor als je erg verkouden bent. Het helpt én tegen hoofdpijn met lichaamspijn én tegen geblokkeerde neus én tegen rauwe keel. De  strips zijn overzichtelijk, je slikt per etmaal één lijntje dat bestaat uit drie pillen voor overdag en een voor de nacht. Ik laad mijn boodschappenmandje vol met de tweekleurige capsules van Lemsip en neem nog vóór het betalen mijn eerste in. Nu ben ik nog steeds verkouden, maar ook geïnspireerd voor het leven. Ik heb zin om kinderboeken te schrijven en liedjes en ik denk dat de aarde een pannenkoek is.

We dienen om elf uur onze studio in Hampstead te verlaten. Onze plannen om nog een keer naar de stad te reizen voor Tate Galeries laten we varen, ik ga de Oyster kaarten refunden bij het metrostation en keer terug met een halve kilo munten. We loodsen de auto uit de geheime parkeerplek en rijden naar onze eindbestemming voor vandaag: Cambridge. 

‘Visit Therfield Heath for magnificent views’, ik weet niet meer waar ik het gelezen had, maar ik stel voor bij Royton de snelweg te verlaten. In het Heath Café Restaurant kunnen we een eenvoudige lunch bekomen. 

Een Engelser setting kan ik niet bedenken. Twee blonde, zorgvuldig gestylede vrouwen aan de gin tonic, aan het gelach te horen bespreken ze hun liefdesleven. Drie ladies op leeftijd met witte hoeden op aan de thee met scones. Vóór het terras probeert een moeder een halve klas basisschoolkinderen meegebrachte boterhammen te laten eten. Dit alles aan de voet van groene heuvels waar gecricket, gerugbyd en gegolfd kan worden. Gelukkig was het buiten toch nog net iets koeler dan binnen. Ik wandel zelfs naar boven om te kijken of het nou wel waar is van de magnificent views. 

Het duurt even voor we ons nieuwe onderkomen vinden, maar dan hebben we ook wat. De Indiase eigenaar legt net persoonlijk de laatste hand aan de schoonmaak. Zwetend en onverstaanbaar legt hij ons systematisch uit hoe alles werkt. We doen een paar pogingen hem te volgen en vertrouwen er dan maar op dat we er zelf wel achterkomen. Het appartement heeft diepe vensterbanken, heerlijk vind ik dat. Ik doe onmiddellijk mijn koffer open en begin mijn spullen uit te stallen, ik voel me prettig als ik overzicht heb en alles in één klap zie liggen. Ik hoor levensgezel G zuchten, hij is van de stapeltjes, voor hem betekent orde geen zooi in het zicht.  

Centrum Cambridge, één groot decor voor een trage film met lange dialogen. Kerken, universiteitsgebouwen, bibliotheken, kloosters, alles eeuwenoud en goed geconserveerd. We zijn gelukkig nog steeds niet verzadigd, we blijven blij verrast na het omslaan van elke hoek. De Engelsen zelf vinden dit doodgewoon, ze zetten niet eens spots op hun gebouwen, ‘s avonds is het hier zo donker als in de middeleeuwen. Het publiek is anders dan in Londen en Brighton, minder lgbtq, de mix van jong en oud is meer gelijkmatig, het tempo ligt lager. Op de grond naast King’s College Chapel is een zwerfster alvast in haar slaapzak gekropen. Haar grijze haren zijn netjes gekamd, ze is halverwege ‘Theory and Reality’.

De wereld is een pannenkoek en ‘s nachts droom ik van een stapel vensterbanken. Er zitten deurtjes voor. 

Wicked

‘One thing is certain’, begint het betoog in het British museum over waarom het goed is dat de overgebleven beelden van het Parthenon in Londen en in New York worden bewaard. Er is nog steeds een hoop te doen over de kunstroof van Lord Elgin in het begin van de 19e eeuw. Daarom heeft het British museum een bord opgehangen met drie redenen waarom Elgin de wereld een dienst heeft bewezen: 1. hij heeft voorkomen dat er nog meer beelden verloren zijn gegaan, 2. de beelden kunnen nu op ooghoogte bekeken worden, 3. de beelden worden in Londen tentoongesteld in het brede perspectief van andere oude beschavingen. Waarom de Grieken niet bij machte zijn dit alles zelf te regelen staat er niet bij. 

Melina Mercouri heeft in de jaren tachtig als minister van Cultuur veel tijd gestopt in het terug krijgen van de ‘Elgin marbles’. Ze had een hoop om in de strijd te werpen, toch is het haar niet gelukt. Misschien hadden de Britten het te druk met de onderhandelingen met China over Hong Kong, ik kan dat niet achterhalen. Wel weet ik dat Melina vóór haar dood in 1994 een persoonlijke wedergeboorte heeft beloofd als de beelden ooit terug worden gegeven aan Griekenland. Wat zal daar een hoop magie voor nodig zijn, vooral voor het overhalen van de Britten.

De kilometers langs de Tower bridge, de Tower of London en st. Paul’s Cathedral zijn langer dan ergens anders. Misschien ligt het aan het omrekenverschil naar miles, misschien aan de hoge temperaturen, misschien aan mijn verkoudheid. Ik denk eigenlijk dat het ligt aan de historie waarin de onrechtvaardigheden zich zo hebben vastgezet in de stenen dat het ons dwingt af en toe ergens lang bij stil te staan. Pubs als ‘Hung, Drawn & Quartered’ helpen een handje mee. 

Als het echt goed heet wordt denken we te kunnen ontsnappen in de koelte van de zalen waar toch zeker de mummies en de steen van Rosetta goed geconserveerd moeten blijven. Een misrekening, ín het BM is het nog warmer dan buiten. Er is zoveel moois te zien dat we dit natuurlijk dapper doorstaan. We zijn drie uur in het museum geweest voor het sluit en wij een parkje kunnen pikken om bij de komen. 

Ah, we zien iets heerlijks, groen met eeuwenoude schaduwbomen waar mensen onder liggen. We volgen het hekwerk tot de ingang. Het is gesloten, er hangt een bordje dat je een member moet zijn met een sleutel. Geen nood, verderop is een openbaar parkje waar het gemene volk ook mag liggen. Veel tijd hebben we echter niet meer, om zeven uur moeten we in het Apollo Victoria Theatre zijn. Vanochtend om tien uur ging het virtuele loket voor ‘rush tickets’ open, er waren nog twaalf plaatsen tegen gereduceerd tarief. B en ik zaten klaar met onze mobieltjes en slaagden er allebei in een kaartje te bemachtigen. We verheugen ons op de show en, eerlijk is eerlijk, ook op de koelte van zo’n groot theater met vast een hoog plafond waar de warmte mooi naartoe kan stijgen. 

Ik zit naast een man die te groot is voor een theaterstoeltje en ook een beetje op die van mij moet. Iedere keer als ik moet niezen veer ik terug tegen zijn zachte zijkant. Het deert me niet, ik ben tweeëneenhalf uur lang volledig in de ban van twee heksen. De cast rent zich rot over het toneel in steeds andere spetterpakjes, tegen nieuwe decors in felle kleuren. Iedereen kan fantastisch dansen en zingen, maar alles is ondersteunend aan het uit de verf laten komen van Glinda en Elphaba met hun operastemmen en meesterlijke mimiek. 

In de pauze maak ik toch een plan met B om niet meer naast de grote man te hoeven zitten. Door hem en zijn vrouw mijn plaats aan te bieden moet ik aansluiten aan de achterkant van het echtpaar en kom ik dus naast de vrouw te zitten. Helaas heb ik er geen rekening mee gehouden dat de man ook iets had verzonnen. 

‘Now it’s your turn to sit next to that sneezing woman’, heeft hij vast tegen zijn eega gezegd en stelde voor met haar te ruilen. Onze twee plannen samen maakten dat ik wederom naast de man zat. 

We zijn heel goede vrienden geworden. Na afloop van de show bij het toejuichen van de spelers heb ik hem zelfs een kontje gegeven zodat hij Glinda beter kon zien. Een van mijn minder goede ideeën. 

Engelse les

‘If I may make a suggestion….’

Britten houden van uitleggen, het zijn geboren docenten. Dat weet ik nog van vroeger toen ik hier vaak voor mijn werk moest zijn. Ze doen geen onderzoek of je het wilt weten, ze beginnen gewoon. Het is niet veranderd, alle gesprekken die ik afluister zijn verkapte lessen. Wat je ook doet, of je nou een handstand maakt, een tekst van een liedje zingt, de letters uitbeeldt bij het nummer ‘YMCA’, er komen beleefde suggesties voor verbetering. Ook als de situatie om ander gedrag vraagt, kiest de Brit voor doceren. Vandaag waren we getuige dat een vrouw haar man verliet voor een ander. Bij de confrontatie ging de afgedane echtgenoot niet op de vuist met zijn rivaal, hij ondernam ook geen poging zijn vrouw alsnog te behagen. Nee, hij koos ervoor zijn opvolger voor te doen hoe hij beter met haar kon dansen!  

Camden Town is een soort geïmplodeerd Brighton, het is vegetarisch, vintage en hip en alles zit heel dicht op elkaar. Ik herinner me hoe ik als dertienjarige met vriendinnen op het Hobbemaplein in Den Haag in de rekken zocht naar dat precies dat ene omabloesje. Er is nog niks veranderd, maar nu gaat het wel om ónze oude bloesjes die de jongeren door hun handen laten glijden. G vindt zijn cowboylaarzen uit de 70’s terug en trekt ze aan. Ze staan hem nog steeds, toch koopt hij ze niet. Om Camden Market heen loopt het Regent’s Canal waar je de drukte kan vermijden met een wandeling of een boottochtje. We blijven hier veel langer dan we hadden gepland omdat het zo gezellig is en blijven ook nog lunchen omdat het overal zo lekker ruikt. 

Het is bank holiday, de meeste Engelsen hebben morgen vrij. Er is geen religieuze achtergrond voor dit lange weekend, het werd honderdvijftig jaar geleden ingesteld om de Britten in de gelegenheid te stellen van de zomer te genieten. Dat doen ze nu nog steeds, ze genieten van het mooie weer in Camden Town, ze genieten in Regent’s Park waar ze op de gestreepte strandstoelen luisteren naar de koperen Big Band van Carter die evergreens heeft ingestudeerd. We doen net of we ook een bank holiday hebben en gaan erbij liggen.

We zijn lui, het wordt later en later, er is genoeg te zien in het park. Vlak  voor ons doen een jongen en een meisje aan partner-yoga. Hij ligt op zijn rug met zijn benen recht omhoog, zij slingert die van haar eromheen en steekt de rest van haar lichaam als een zwanehals de hoogte in. Haar armen dramatisch uitgestrekt naar de hemel, haar gezicht juist ingetogen. Een wild enthousiaste fotograaf moedigt ze aan in het aannemen van nieuwe spectaculaire houdingen. 

Uiteindelijk rukken we ons los, slenteren naar Baker Street en ontdekken en passant het woonhuis van Sherlock Holmes. Een goede reden om de hete metro nog even uit te stellen waar de passagiers na elke ‘mind the gap’ worden aangemoedigd slokjes uit hun waterflesjes te nemen. Uiteindelijk laten we ons wel afzinken via de steile roltrappen want we willen naar South Bank, de uitgaansstreep langs de Thames met de London Eye. 

Het is heerlijk bij de rivier, we drogen op door het briesje dat lijkt op te stijgen uit het water en kijken een poosje naar mensen die de Tango leren. We lopen de Waterloo brug op om de verlichte st. Paul’s Cathedral nog beter te kunnen zien en duiken dan een van de food courts in. De hitte heeft ons onze trek afgenomen, maar ik krijg het terug als ik zie dat ik Morning Glory kan krijgen. Het meisje achter de toonbank legt uit wat er allemaal inzit. Dat weet ik allang, maar ik hum en knik verheugd tot ze helemaal klaar is. Waarom niet? Ze is lief, het is bank holiday, ik heb de tijd.