Ik kan tennissen zonder racket, golfen zonder club, het verkeer regelen op een druk Spaans kruispunt  en mijn linkse directe is dodelijk. Ik bal de vuist van mijn bionische arm, zwaai hem heen en weer en voel me onoverwinnelijk. Yeah!
Tot het moment dat ik mijn haren wil wassen, mijn kleren wil aantrekken of de colafles wil openmaken. Ik kijk naar mijn spiegelbeeld, loer naar het Alice Cooperoog en vraag me af of de wond in mijn wenkbrauw niet gehecht had moeten worden. 
Bij het ontbijt snijdt dochter J zich in haar vinger met een broodmes. Ik  plak er een pleister op en zeg: ‘Ik ben zo blij dat ik dat niet heb.’ Dan gaat ze naar school en nemen levensgezel en ik de tijd om te wennen aan een nieuwe taakverdeling: levensgezel doet alles en ik niks. Ik ben vrij snel gewend. 

We lopen naar het Turia park, de drooggelegde rivier die Valencia 9 kilometer lang doorkruist met tuinen, oude bruggen en musea. De zon schijnt, net als we trek krijgen verschijnt er een terrasje met  een onbezet tafeltje voor twee. We bestellen bocadillos met tortilla en appen J waar ze ons kan vinden. We hebben nog een paar genoeglijke zonuren met zijn drieën,

‘Je mag kiezen: A. we meeten in het oude centrum voor een tapasdiner of B. je komt naar het appartement om je spullen te dumpen’, leggen we dochter B voor die vanavond invliegt. Ze kiest A, en daarom bewegen we ons op een holletje naar de metro. 

Zeker drie Spanjaarden staan op als ik metro 5 binnenstruikel. Zijn het aardige, oplettende  mensen zijn die door hebben dat ik een zitplaats nodig heb? Of  zien ze mijn zware vechtarm en zijn ze bang voor mijn zwarte oog? Ik knik iedereen toe, roep een paar keer ‘muchas gracias’ en laat me op de dichtstbijzijnde lege stoel vallen. Iedereen houdt zijn adem in en als ze zien dat ik veilig zit blazen ze collectief uit. Mijn pony staat zeker 3 seconden rechtop. 

In volle vaart zoeft de metro door de pikzwarte tunnels. Bij de bochten dreigt de middelpuntvliedende kracht met afsmijten en komen er zeker  vier potige Valencianen om  mij heen staan om dat te voorkomen. Wat een stad!

Op metrostation Xativa zien we de bekende lichtgevende struik al van verre naderen. De hereniging we ons met dochter B: we zijn compleet. We laten haar alvast wat leuke plekjes zien en checken de menukaarten van de terrassen. We proberen avontuurlijker te zijn maar eindigen toch weer bij Bassie, onze Italiaanse ober die eigenlijk niet van de Spaanse keuken houdt. We vragen hem wat hij niet aanbeveelt en bestellen er vier. 

Gepubliceerd door ursulajager

Ursula Jager heeft wiskunde gestudeerd, 33 jaar als manager gewerkt bij veel verschillende bedrijven, heeft 4 kinderen en 2 kleinkinderen, is getrouwd met beeldhouwer Guido Sprenkels. Ursula schrijft en zingt.