De jump

Het is begin juni, morgen is de start van de eerste hittegolf van het zomerseizoen voorspeld. Dochter B en ik kunnen ons daar niks bij voorstellen. We zijn in Scheveningen op een doordeweekse dag, de strandtenten zijn zo goed als leeg. Dat is fijn want zo kan ik alle details van Scheveningen goed bekijken zonder dat ik word afgeleid. Ik kom al vijftig jaar in dit voormalige vissersdorp waar eigenlijk nooit echt iets verandert. Dreigt er iets ingrijpends te gebeuren, bijvoorbeeld het neerhalen van het Kurhaus of de Pier, dan volgt steevast, passend bij de badplaats met verraderlijke onderstromingen, een succesvolle reddingsoperatie. Eigenaren en uitbaters komen en gaan, de typerende bouwsels blijven eeuwig bestaan. 

We lopen het strand op, passeren de verlaten trampolines die ik straks misschien wil proberen. Het is koud, toch leggen we onze hamamdoeken neer op het zand en strekken ons uit. Zo laag bij de grond gaat het eigenlijk wel. We hebben mooi zicht op de pier waar een jong meisje met een instructeur omhoog wordt getakeld voor een bungeejump. De gifgroene uiteinden van haar lange zwarte haren lichten op in de zon. Vlak voor het moment dat het bakje stopt, roetsjt er iemand voorbij aan een kabelbaan. Ik knijp mijn ogen een beetje toe als ik naar het meisje met de groene punten kijk, dat nu klaarstaat voor haar jump. Ik neem me voor me zo levendig mogelijk in te beelden wat ze meemaakt. De banden om mijn enkels knellen. Ik vraag de instructeur of ze wat losser kunnen. Hij lacht schampertjes: ‘Wil je liever dat…’ Snel onderbreek ik hem, het laatste deel van de zin hoef ik niet te horen. Ik stel het moment van springen uit door steeds dezelfde vragen te herhalen aan de instructeur. ‘Zit ik echt goed vast? Moet ik echt met mijn hoofd naar beneden springen?’ Ja, dat is het beste en ik moet vooral niet vergeten mijn armen langs mijn hoofd te houden zodat het touw niet om mijn nek kan draaien. 

Als ik met goed fatsoen niet langer kan rekken, haal ik nog eens diep adem en spring. Ik weet direct dat het een grote vergissing is, het gaat veel en veel sneller dan ik me had voorgesteld. Ik ben voorgelogen, het touw is te lang! Deze val is zo snel, zo beangstigend. Ik span al mijn spieren aan en houd mijn adem vast. Na een paar seconden voel ik een grote klap, de adem wordt in één keer uit mijn longen geperst, ik slinger weer omhoog. Er zit zoveel vaart in, dit gaat nog eindeloos duren, veel langer dan ik kan verdragen. Bovendien kan ik niet inademen, dat beangstigt me nog het meest. Ik geloof dat ik weer naar beneden ga en dan  weer omhoog, maar ik ben elk gevoel voor richting kwijt. Dan voel ik opeens dat de vaart er een beetje uit is, mijn longen doen het weer. Ik adem in en uit op het ritme van de slinger. Als ik voor de vijfde keer omhoog veer, is er een omslagpunt, ik ga dit overleven. Ik haal adem, ik ontspan, ik geniet! Bij de zesde slinger doe ik mijn mond open, ik hoor een hoog gejuich. Het lijkt niet van mij, maar ik voel de adem door mijn bronchiën stromen, het geluid móet van mij zijn. 

Veel te snel hang ik stil boven het dek en voel ik dat iemand me naar beneden trekt en me op mijn benen zet. Het bloed dat zich heeft opgehoopt in mijn hoofd stroomt langzaam terug naar de rest van mijn lichaam, mijn ogen zien weer scherp. Ik draai me om naar B om haar te vertellen over mijn ervaring, maar die kijkt naar de meeuwen die in onze richting wandelen. Het zijn flinke beesten met brutale koppen, ze maken een verveelde indruk en hebben vast honger. B komt met een schreeuw overeind als de voorste probeert of haar kleine teen meegeeft. 

Het is mooi geweest, het wordt ons ook te koud. We rollen de doeken op en zoeken een frietkraam. De meeuwen hebben ons door en volgen ons. We gaan onder een afdakje zitten met onze frietjes zodat ze ons niet van bovenaf kunnen beroven. Ik heb ze lang niet gegeten, frietjes, ik ben het een beetje verleerd. Er blijft zo’n kleine droge horizontaal in mijn keel steken. Slikken, kloppen, schrapen, het helpt allemaal niets. Ik kan gewoon ademen, maar krijg het toch benauwd. B bestelt cola en vraagt of ze het willen opwarmen, een oude truc van mijn oma. Dan zie ik het meisje met de groene punten voorbij lopen met haar vriendje, ze kijkt tevreden. Ik heb nog een vraag voor haar, maar die kan ik nu niet stellen. Tegen de tijd dat de warme cola mijn frietje zacht heeft gemaakt en ik het kan wegslikken, is ze uit het zicht verdwenen. In mijn slokdarm zitten nu centimeterslange diepe groeven, het voelt of er een hoop intern vel is weggeschraapt. 

‘Wat had je haar dan willen vragen?’

Of ze op mijn hamamdoek had gezeten tijdens de jump, dat zou ik namelijk gedaan hebben als ik in dat bakkie had gestaan, zestig meter boven de zee met een creepy instructeur en knellende banden om mijn enkels. Ik ben er nog steeds mee bezig als ik achter B aan loop over het betonnen pad langs de strandtenten. Het zijn er nu zoveel dat er geen ruimte meer tussen zit, ze gaan in elkaar over. Vanaf morgen zitten die loungebanken helemaal vol, nu zien we alleen een vader met een baby op zijn buik. Hij wandelt rustig voor ons uit met een hoorntje in zijn hand. Papa neemt een grote lik van zijn ijsje, er valt een klont op het hoofdje van zijn kale kind. Hij doet wat iedere ouder zou doen, menselijk of niet. Hij likt het hoofdje van zijn pasgeborene netjes schoon.

Oostduin(1)

Mijn moeder heeft er genoeg van. De kleine steenuiltjes van stichting Happy Wings kon ze nog waarderen, maar nu er een grote oehoe los rondvliegt in het restaurant van verzorgingstehuis Oostduin wil ze weg en wel onmiddellijk. De opeengepakte bejaarden met activiteitenbegeleiders en mantelzorgers versperren elke mogelijke doorgang, maar mijn moeders vastberadenheid heeft haar leven lang haar paden geëffend, dat is vandaag niet anders. Ze prikt haar rollator naar voren en baant zich een weg. Ik kan niet anders doen dan haar volgen. De activiteitenbegeleidsters moedigen me daarin aan, ze kennen mijn moeder goed.

Er staan veel beesten en kinderen op het programma van Oostduin. In de zomer gebruiken ze voor de talloze happenings veelal de parkachtige tuin, in de andere seizoenen is er het restaurant. Mijn moeder is meer van de kinderen. Babies, peuters, basisschoolleerlingen, ze vindt ze allemaal lief. Haar afwezige geheugen, de gebrekkige taal die ze nog ter beschikking heeft staan haar nooit in de weg contact te maken met kinderen. Lachend gaat ze erop af en zegt ze gedag. Op hun reacties blijft ze nog wel een uur lang vrolijk. 

Ik ga wel eens mee op een bejaardenuitje als begeleider van mijn moeder. Dagtochten waarbij een rustige geest een belangrijke kwaliteit is om zo’n dag goed door te komen. Dertig bejaarden in hun rolstoel een bus íntakelen kost anderhalf uur, uíttakelen zeker niet minder. Dat komt door de onrust bij de bejaarden als de bus stopt, dan willen ze er allemaal tegelijkertijd uit. De eerste activiteit na de logistieke operatie op plaats van bestemming, bestaat uit koffie drinken en appeltaart eten. Typisch Nederlands en dat krijg je er niet uit. Tijdens de evaluatie na mijn eerste uitje suggereerde ik dit onderdeel te schrappen of op een ander moment op de dag te doen. Alsof ik had voorgesteld iedereen om te brengen, zo ontzet waren de reacties. Mijn voorstel haalde het niet. Voor mij persoonlijk geen probleem, mijn moeder gaat toch wel aan de wandel wanneer het haar belieft, maar veel van haar collega-bewoners zijn minder mondig en die moeten dus het verplichte nummer uitzitten voor ze eindelijk naar iets interessants gerold worden. Misschien heb ik het mis en projecteer ik mijn eigen behoeften te veel op ouderen die zichzelf helaas niet goed meer kunnen uitdrukken.

De uitjes zijn niet alleen bedoeld voor de bejaarden, het is ook duidelijk dat de mantelzorgers en vrijwilligers genieten van het contact met elkaar. Sommigen hebben behoefte aan humor, begrip, steun, herkenning en sommigen willen graag applaus voor hun engelengeduld en hun inspanningen. Van degenen die ze verzorgen krijgen ze dat niet altijd meer, mantelzorgers regelen dat daarom onderling. Ik leer mensen kennen die al jaren de partner van hun overleden moeder blijven bezoeken omdat die verder niemand anders heeft. Ik maak kennis met een man die hier voor zijn schoonmoeder komt omdat zijn vrouw niet met haar moeder kan opschieten. Ik ontmoet twee zussen die hier al twintig jaar komen, eerst voor moeder, nu voor vader. Ik hoor de achtergrond van de medebewoners van mijn moeder, wat ze vroeger voor werk deden, wat voor mensen het waren. Bij de meesten blijft de essentie lang overeind, net als bij mijn moeder. Ze wil graag dat iedereen het naar zijn zin heeft, daar spant ze zich nog steeds voor in en, hoewel ze de meeste gedachten onmiddellijk weer kwijt is, vergeet ze hierbij niet zichzelf. Goed zo, mam, houd dat vol, ik volg je wel.

De stem van het water (2)

Ik ben blij met mijn nieuwe leefomgeving al doe ik erg lang over het leren van waterzaken. Voorbeeld. In mijn zojuist bekomen schuitje werkt het stuur als in een auto. Handig, zou je denken. Veertig jaar geleden wenden mijn hersens aan een roer, nu zijn ze geprogrammeerd: ‘Als op boot, stuur naar de andere kant dan waar je naartoe wilt.’ Krijg die regel er maar eens uit. Andere voorbeelden. Leesbrillen drijven niet. Een willetje heet tegenwoordig een fender. Stuurboord is rechts, maar waar is rechts? Voor ik in het ijskastje kan, moet ik eerst een groen knopje indrukken, hard aan het deurtje rukken heeft geen zin. Trappetjes om in het water te komen zijn er niet voor niets. Het is belangrijk om je eigen lengte niet te vergeten als je onder een bruggetje door vaart. Het is belangrijk dat je je vasthoudt met minstens één hand als je iets in het kajuitje wilt zetten. Met een hoed op zie je niet hoe laag het deurtje is als je uit de boot wilt klimmen. 

We maken een tochtje. De hele dag passeren we zwemmende gezelschappen. Opa, oma met de hond. Papa, mama met twee van de drie kinderen. Oudste kind met zijn vriendjes. Horden pubers, gesorteerd op grootte en bravoure. Een groep verpleegsters, een kluit brandweermannen, een gediversifiseerde afdeling op bedrijfsuitje. Overal zien we mensen en kinderen watertrappen, schoolzwemmen en van bruggen springen. Aan het eind van de dag, als we weer veilig terug in de haven zijn, spring ik er zelf bij. 

Zo, dat is lekker, ik hoef nergens over na te denken, ik hoef alleen te zorgen dat ik niet verzuip. Zorgeloos zwem ik  langs de kade in Delfshaven en zie weer heel andere dingen dan te voet. Op het gebouw ´Studio Nul’ hangt een bordje met ‘Gedoe Management’. Het logo bestaat uit een opengesneden hoofd met een hoop blokjes en rondjes op de plaats van de hersens. Een druk hoofd, dat is duidelijk. Is dat drukke hoofd van de eigenaar van Gedoe Management of van de directeur vóór dat hij/zij Gedoe Management heeft ingehuurd? Is er wel een directeur die Gedoe Management wil inhuren? Hoe langer ik erover nadenk, hoe onrustiger ik word. Ik zwem daarom verder en passeer het pand waar gister de deur werd ingeramd door de politie. Pal tegenover de deur staat nu een feestelijk gedekte tafel met zes stoelen op de kade. Wat gaat er gevierd worden zometeen en heeft dat iets te maken met de gebeurtenissen van gistermiddag? Slechts een paar meter verder zie ik bordjes met verordeningen. Ik lees dat we na tien uur ‘s avonds geen kabaal mogen maken. Op geen enkel moment van de dag mogen we alcohol nuttigen of overlast bezorgen. Ik heb wel eens gelezen dat het niet werkt om te vertellen wat er niet mag, aan de andere kant is het een hoop werk om op te schrijven wat men wél mag.

Ik crawl verder en groet Loes van ‘Bij Loes’. Haar eettentje ligt vlak bij het poolcafé waar we ook vegetarische burgers kunnen krijgen. Ik overweeg door te zwemmen naar Café Soif, maar mijn armen zijn al aardig moe, langs de andere kant van de haven zwem ik terug. Ik heb het er maar druk mee. Na een ‘Dag, mensen van de Oude Sluis’, een weesgegroet bij de Pelgrimsvaderkerk en herinneringen ophalen bij restaurant De Souq realiseer ik me dat ik flinke honger heb. Gelukkig ben ik bijna terug bij het schuitje, nog een paar slagen en dan klim ik weer aan boord. Als ik me afspoel op de steiger zie ik dat een bont gezelschap heeft plaatsgenomen aan de gedekte tafel. Zij gaan vast alle verordeningen aan hun laars lappen. Ik denk niet dat Gedoe Management er aan te pas moet komen, ik denk dat iedereen met deze warme dagen elkaar een beetje met rust moet laten. 

De stem van het water (1)

‘Waar komt deze energie vandaan?

Ik ken de man niet die me dit vraagt. Ik waande me juist alleen in het park en was luidkeels aan het zingen. Toen ik de hoek omsloeg met het pad mee, zat daar opeens deze oudere heer naast zijn fiets, mooi diffuus verlicht onder de grote beuk. Hij heeft een oprechte glimlach, ik mag hem direct. Aangezien ik de afgelopen week met nogal wat lieve Amsterdammers op een berg heb gezeten, meen ik zijn accent te herkennen, maar vraag voor de zekerheid waar hij vandaan komt.

‘Uit de hemel.’

O God, toch niet weer zo’n eigenstadverliefde. Maar nee, het wordt snel duidelijk dat ik hier een ontmoeting heb met met een verlichte ziel. Hij vertelt me dat hij vroeger beeldhouwer was en nu geen kracht meer heeft om zijn vak te beoefenen. Hij is er van overtuigd dat het geen zin heeft daarvoor naar een arts te gaan, want of hij beter wordt of niet hangt af van de toestemming van de kosmos. De oude man houdt van praten, in het bijzonder van uitleggen. Ik verneem dat ik in dromenland ben, maar hijzelf is wakker, daarom krijg ik allemaal gratis adviezen. Dat bootje dat we willen kopen? Dat is echt onzin, daar moeten we beslist niet aan beginnen, daar rust geen zegen op.

Ik onderteken het contract met de Belgische Arnout met mijn zwierigste krabbel en vier ferme punten. Nog nooit was ik zo zeker van een aankoop. Ik was acht jaar oud toen ik de film ‘De stem van het water’ zag van Bert Haanstra met jaren zestig beelden van waterrecreatie in Nederland. De muziek van Robert Heppener zorgde voor een sfeer die niet zozeer de vreugde van het waterleven, maar meer het voortbestemde onderstreepte. Dit doen wij, zo gaat dit, dit hoort bij ons. En nu doen G en ik daar opeens aan mee. Nou ja, opééns? Als ik terugkijk op mijn eigen leven dat al vroeg begon met zeiltochten met mijn ouders, is dit onontkoombaar. 

Eerst nog de technische uitleg. Arnout is jong, mager en gek van techniek. Achter zijn brillenglazen glimmen de blauwe oogjes van trots als hij de verbeteringen uitlegt die hij de afgelopen jaren heeft aangebracht aan de rode dieselmotor. Zijn uitleg is niet gericht op het gebruik van de boot, maar op de logica van de fysische wetten. Telkens als hij vertelt hij hoe het zit, eindigt zijn zin met ‘Waarom?’. Eerst denk ik dat ik weer in zo’n ellendige quizsituatie terecht ben gekomen, maar gelukkig beantwoordt Arnout al zijn eigen vragen. Arnout is van de school van het preventieve onderhoud én hij is perfectionist. Wij maken ons geen zorgen over de conditie van het bootje. 

Na ruim drie uur uitleg wordt het tijd om afscheid te nemen. Het valt Arnout zwaar, maar hij móet vanwege de liefde. Zijn Aziatische vriendin wil niet langer op een boot wonen, ze wil een huis van steen. Ze heeft zich niet met de kennisoverdracht bemoeid, behalve toen het over de kachel ging, daar weet ze echt alles van. We schudden Arnout de hand, hij maakt nog een foto van ons terwijl we met onze nazaten een feestelijke fles ontkurken en op de achtersteven proosten. Dag Arnout, het ga je goed.

We zitten in ‘de Stem van het water’, we zijn niet langer toeschouwer, we doen méé. We stellen ons voor aan havenmeester Maarten. We ambiëren een permanente ligplaats in dit deel van Delfshaven, maar daartoe moeten we eerst geballoteerd worden voor de vereniging. Als we die hebben doorstaan moeten we ons nog een jaar goed gedragen voor we definitief zijn toegelaten. Ik weet niet precies wat ik me daar bij moet voorstellen, dat goed gedragen. We liggen midden in een gezellige volkswijk van Rotterdam met talloze kroegjes en restaurantjes. In het weekend worden regelmatig geschillen uitgevochten, niet zelden met dodelijke afloop. Alsof we welkom geheten worden door de dynamiek, verschijnen, net als we ons bootje prepareren voor onze eerste vaartocht, een ambulance en twee politie-auto’s  op de kade. Er is iets aan het handje in een van de appartementen, de deur wordt ingeramd. Als dat is gelukt, verdwijnt een peloton gele hesjes in het donkere gat. Ik betrap mezelf op de neiging een stoeltje erbij te pakken en te kijken hoe dit drama afloopt, gelukkig denk ik op tijd aan de ballotage. Ik ruk me los, draai me om en zwabber het dek.

Hoeraatjes voor RyanAir

In het derde hokje van de damestoiletten bij gate S24 op vliegveld Barcelona hangt een klein zilveren rugzakje. Unattended luggage! Ik gris het van het haakje en hol het toilet uit op zoek naar Security. Ik had er natuurlijk niet aan moeten zitten, maar daar denk ik niet aan door de agitatie. Omdat ik een ticket heb van een low budget maatschappij zit ik in het meest skere deel van het vliegveld waar het luchthavenpersoneel schittert door afwezigheid. Ik probeer het rugzakje te slijten aan de schoonmaakdame, maar dat lukt natuurlijk niet. Ik hol door naar de desk met een grote I, maar ook die is unattended. Ik zie wel een paar folders en een ouderwets telefoontoestel. Ik neem de hoorn op en probeer wat knoppen uit, het leidt niet tot de komst van een persoon met gewicht. Ik laat het rugzakje achter en hol weer door de hal op zoek naar hulp. De obers van het restaurant halen hun schouders op bij mijn verhaal en gaan verder met hun bezigheden. Gelukkig, mijn gate gaat open! Ik leg de situatie uit aan de dame van RyanAir, zij neemt het serieus. Even later komen er drie mannen in soldatenpakken, ieder bewapend met een karabijn. Ze drentelen een tijdje in de hal rond in hun indrukwekkende tenues en verdwijnen dan weer van het podium. Als ik bij de Information desk ga kijken is die nog steeds onbemand, maar het zilveren rugzakje is verdwenen, mijn missie is volbracht. 

Ik maak nog een babbeltje met de Belgische zusjes van de heenreis en sluit achteraan in de rij om in te schepen. De dame van RyanAir oordeelt dat mijn 40*25*20 koffertje geen handbagage is, ik moet vijfentwintig euro bijbetalen. Op de heenweg was er nog niets aan de hand, toen mocht mijn koffer gewoon mee in de cabine. Ik denk dat RyanAir de maand niet goed af kan sluiten en nu de trucendoos opentrekt. Ik ben niet eens het zieligst, de mensen vóór me hebben al bij hun booking vijftig euro bijbetaald om een koffer mee in de cabine te nemen en die moeten ook die extra euro’s neerleggen. Ik kan nu ook woedend worden, maar het personeel bij de gate krijgen dit ook maar van hogerhand opgedragen.  Als ik als laatste passagier de slurf doorloop naar het toestel word ik staande gehouden. Ik moet mijn koffer ook nog afgeven. Ze jagen me zo op dat ik vergeet mijn e-reader te pakken. Ik ga me kapot vervelen straks. 

Ja hoor, ik zit naast een verliefd stel dat steeds zit te zoenen, die ga ik niet lastigvallen. De moeder met de leuke baby vóór me wiegt haar kind in slaap, daar hoef ik ook niets van te verwachten. Er zijn geen boekjes, geen muziek, er is niets te doen.  De driekoppige cabin crew is van vóór de nieuwe selectiecriteria (kleiner dan 1.65 en mager postuur). De purser is breed en erg lang, hij beweegt gebogen door het gangpad. Zijn mannelijke collega met het baardje is ook aan de flinke kant en dan is er een normaal gevormde stewardess met een lange paardenstaart en bruuske bewegingen. Steeds zwiept ze haar slierten in het gezicht van de passagiers als ze door haar knieën zakt en iets in de trolley zoekt. De cabin crew heeft haast, ze racen door het gangpad. Je moet goed opletten, anders krijg je niks. 

In twintig minuten zijn ze klaar en gaan ze voorin zitten met zijn drieën. De purser haalt een pak kaarten tevoorschijn. Mijn slechte humeur verdwijnt op slag. Welk spel spelen jullie, mag ik meedoen? Een beetje werktuigelijk zeggen ze dat ik dan vijfentwintig euro moet bijbetalen. Ik begin over mijn actie met het rugzakje, de onterechte bijbetaling voor de koffer, maar daar hebben ze geen boodschap aan. Dan komt er gekraak uit de intercom, een bericht ‘your captain is speaking’. Ik kan hem helaas niet goed verstaan, maar om de drie woorden hoor ik ‘euro’s’. De purser legt zijn kaarten neer en laat een tasje rondgaan bij de passagiers. Ik zie dat mensen er geld in stoppen. Onderop het zakje staat een tekst, de purser gaat weer zo snel dat ik niet de kans krijg het goed te lezen, maar volgens mij staat er ‘For Your Captain’ op. Ik doe mijn laatste muntjes in het zakje, we moeten niet hebben dat hij gedurende deze vlucht gaat staken, ik denk niet dat RyanAir geld heeft voor een co-piloot. Aan de andere kant ziet de purser er wel uit of hij van wanten weet. Hij past natuurlijk niet zelf in het stoeltje voor de stuurknuppel, maar dan zet hij de paardenstaart daar wel neer en kletst hij haar door de landing. 

Wie het ook doet, als het goed is landen we straks op Brussel Zaventem. Gistermiddag, toen ik nog op de berg van La Miana zat, probeerde ik de treinreis naar huis te regelen. Ik kwam erachter dat de laatste trein naar Nederland al om tien voor tien vertrekt. Als Openbaar Vervoer klant zit je dus al vroeg gevangen in België op een zaterdagavond. Voor het centrum van Europa komt me dit weinig werelds over.

De piloot is tevreden met de inhoud van de fooienpot, hij zet het toestel superzacht neer en ook het remmen gaat beheerst, hij krijgt een aardig applaus van de passagiers. Niet zo hard als zijn woeste collega op de heenreis, maar de cabin crew steekt er toch een paar duimen voor op. RyanAir heeft iets boevigs dat me eigenlijk goed bevalt, misschien kies ik ze volgende keer weer.

Tres Conciertos Perfectos

Woensdagavond. ‘This is the souhouhouhound check blueeeeeees’. Niks meer aan doen, juf E, dit klinkt lekker zo. We schoppen de laatste waterplasjes weg van de stoep voor bar Anton. Gitaristen M en L zitten voor de zekerheid onder de achterklep van L’s volvo, de rest van de band is opgesteld onder het zonnescherm. De ene helft van St. Jaume de Llierca’s bevolking zit op het terras, de andere helft op meegebrachte stoelen aan de overkant van de straat. De laatste zielen worden op de balkons gerold met uitzicht op ons podium. Klaar voor de start? Af! La Miana’s big band opent met Blue Bossa, het begin van een show met achttien nummers. Swing, blues, funk, latin, chansons, het mistige rode beest van Toots. De zon is al lang onder als vocaliste J afsluit met ‘Historia de un amor’. Jaume ligt plat.

Donderdagmiddag. Ik kom uit het bos met Chet Baker op mijn JBL. De herdershond van B&B Can Jou heeft zijn zwarte vriend bij zich, hard blaffend komen ze vanaf de berg op me afgerend. Ooit heb ik geleerd dat ik boze honden niet in de ogen moet kijken, voor de zekerheid doe ik ze maar dicht. Ik blijf zo stil mogelijk staan, op de tast zet ik de muziek uit met mijn mobiel. Het geblaf klinkt zo nog harder. Ik voel de adem van de honden zowel aan de voorkant als aan de achterkant van mijn benen. Als ze stoppen met blaffen open ik mijn ogen en schat ik mijn vluchtkans in. Nul, absoluut nul. Met zo min mogelijk bewegingen typ ik SOS berichten in de whatsapp groep of er alsjeblieft iemand wil komen. 

Binnen anderhalve minuut rijdt de witte bestelbus van de eigenaar Frans van La Miana de berg op, ik ben gered! Frans stuurt de honden weg, ik kan veilig teruglopen naar de rectoria. Op het pad kom ik saxofonist M tegen met drummer V op de hielen. Ze zijn buiten adem en hadden zich verheugd op een reddingsactie, wat een tegenvaller voor ze dat ik ze ongehavend tegemoet kom. Nu willen ze die honden wel eens zien, bestaan die eigenlijk wel? We lopen naar boven, mijn bewijs holt op ons af en hapt even in V’s voet. Nóg zijn V en M niet tevreden, ze willen niet naar beneden vóór we een beter verhaal hebben bedacht dan dat een wit bestelbusje sneller was dan zij.

Donderdagavond. ‘Buenas noches, Besaluuuuu!’. Die hebben weer geluk, de regen is gestopt, we starten straks stipt om acht uur met ons concert op de Plaḉa Prat de Sant Pere. Terraseigenaar Alanzo verrast de vocalisten met Catalaanse sjaals, we draperen ze om onze schouders. Twee Spaanse vriendinnetjes van een jaar of zes zitten verwachtingsvol op de grond. Maar niet lang. Zodra de muziek begint springen ze op. Onvermoeibaar zijn ze, deze Spaanse schoonheden met hun hele leven nog voor zich, op elk nummer brengen ze een passende dans. Als wij pauzeren, zijn zij nog lang niet moe. Pianiste M ziet de verloren blik in hun ogen, ze hoeft geen drankje, ze geeft ze hun eerste pianoles.

Vrijdagavond. De kapel, verlicht door kaarsen en waxinelichtjes, is het decor voor ons laatste concert. Ons laatste concert, voor elkaar en voor de bemanning van La Miana, is weer net zo afwisselend als altijd. In de middag hebben we nog een laatste workshop gedaan, songwriting, waar zowaar een waarachtig nummer is ontstaan over het leven op de berg. Een tintelende tekst over het groen en de geuren, maar vooral over het veilige gevoel van onze isolatie. In de verte horen we wel wolvengejank en we zijn ons bewust van de diepte en de donkerte van het dal, maar daar hebben we hier allemaal niets mee te maken. Morgen pas, als we naar huis gaan. 

Ook zo’n heerlijke vakantie? www.zingenindezon.nl

Vanavond gaat het dak eraf

Maandagochtend vóór het ontbijt. Achter La Miana, bergopwaarts, kom ik al snel een vervallen houten huis tegen met rafelige gordijnen, op het eerste gezicht niet bewoond. Maar op het pad ernaast staat een draaiende, zilverkleurige wasmachine die de eerste zonnestralen van de dag weerkaatst. Het pad houdt op bij het huis, ik moet dus weer terug naar beneden. Theoretisch kun je op eigen kracht naar de bewoonde wereld die begint bij bar Anton. Het bordje op de kruising vertelt me dat ik daar ruim twee uur over ga doen, maar waarom zou ik? Twee blonde, wilde paarden grazen net beneden het pad. Als ik op een tak stap kijken ze op. Ze hebben vriendelijke ogen, ik zie er weinig wilds in. 

Maandagnacht. Als ik een luchtje ga scheppen op de veranda, zie ik Saxofonist M zitten op een stretcher aan het zwembad. In zijn hoofd loopt hij vast de solo’s nog eens door die we morgen van hem verwachten. Anderhalf jaar geleden was M nog drummer M. Hij heeft zichzelf omgebouwd om van het gesjouw af te zijn. Het bed van M staat niet in La Miana, hij geeft de voorkeur aan een matje in het zilveren koepeltentje wat verder op het terrein. Een eigen plek, weg van mensen en van het kabaal op de momenten dat het hem uitkomt. Hij komt bedrogen uit. De geluiden van de nacht klinken veel harder dan onze muziek overdag. Geritsel van vluchtende dieren, gejammer van de ongelukkige die niet snel genoeg waren en het geknaag van de wilde paarden houden M uit zijn slaap. Zijn solo’s krijgt hij er wel goed in.

Dinsdag. De intekenlijst voor de ‘open mic’ avond op La Miana loopt snel vol. Een snelle blik maakt duidelijk dat we ons kunnen verheugen op jazz, funk, chansons, een tango en een smartlap vanavond. Op en ook buiten het terrein oefenen kleine, soms héél kleine groepjes. ‘s Avonds slepen we de instrumenten en versterkingsapparaten uit de kapel en zetten ze op het terras. Een schemerlamp verlicht de schema’s voor de instrumentalisten. De kinderen van de eigenaar hebben drie nieuwe cocktails verzonnen om uit te kiezen. De maan staat zo laag aan de horizon dat de korte blauwe golven de aarde niet bereiken, daarom zien we een oranje bal boven de Pyreneeën. Alles staat klaar voor een vrolijke, intieme en vooral muzikale avond. Een laatste instructie van juf I: 

‘Vocalisten, tenzij je levensmoe bent, graag schoenen aanhouden, níét de ijzeren leuning naast het trappetje vastpakken en gelieve de doeken om de microfoons te laten zitten.’

Woensdagochtend. We zijn nog met twintig man en luisteren naar het lied van vocaliste H. Zij is de liefste van ons, ze kijkt altijd blij, ze redt wespen en muggen die de rest probeert te verdrinken. In haar lied beweert ze mannen te stelen van andere vrouwen, in haar geval hilarisch onwaarschijnlijk. H zingt onverstoorbaar verder: ‘I’m an evil, evil woman’. 

Juf I en E zijn scheutig met de tips en trucs. We kunnen langere lijnen maken door de extra ademsteun, we leren te zingen met beheerste woede, weten nu dat intensiteit niets te maken heeft met volume, we kunnen naar achteren zingen en de teletubbie uitroep (‘oh, oh!’) gebruiken om hoge tonen zonder valse lucht te zingen. Van bandleider D leren we nieuwe woorden in de taal om met de band te communiceren. Ik leer van juf I hoe de wrange noot heet die ik bij de tweede herhaling van mijn ‘Shiny Stockings’ wil zingen. Als ik dat later uitleg aan de band (‘niet schrikken straks, jongens, als ik de kruis elf zing bij de tweede herhaling’) begrijpen ze precies wat ik bedoel. We zijn blij met al onze nieuwe bagage. Vanavond gaat het dak eraf bij bar Anton.

Wie missen we nog?

Twee van de vier oude mannen aan de toog bij bar Anton willen wel een praatje met me maken, de andere twee balen dat ik de intimiteit van hun broedergesprek verstoor. Mijn Spaans bestaat uit vijf woorden en een hoop gebaren. Beschamend beperkt en ik kom er dan ook niet ver mee. De mannen snappen wel dat ik op weg ben naar de rectoria la Miana, maar niet dat ik zometeen wordt opgehaald in een taxi, ze willen me zelf wegbrengen. Zelfs een in correct Spaans uitgesproken zin door Google Translate helpt niet in de verwarring. Een van de mannen maakt een schrijfgebaar, opent zijn auto voor de bar en stapt naar binnen. Af en toe zie ik zijn hoofd opduiken om dan weer in de diepte van het karos te verdwijnen. Na vele minuten gaat de autodeur open en krijg ik een stukje papier met een handgeschreven ‘Miguel Vinas, 0619877125’. Wat een mooie naam en wat een mooi 06 nummer. Ik bedank hem hartelijk en heb ik geen idee wat ik er mee moet. Als de taxi stopt met Juf I en twee jamdeelnemers kan ik nog snel opzoeken wat woensdag is in het Spaans, want dan komen we hier optreden. Tot dan, Miguel.

‘Wie missen we nog?’, vraagt juf I en telt opnieuw de aanwezigen. Ze telt er twintig aan de lange tafel op het terras van La Miana, het afgesproken aantal. Ook Juf E staat op, zij komt eveneens tot twintig. Toch staat er nog een bord met meloen en Spaanse ham ongeclaimd aan het hoofd van de tafel. Wie missen we nog? We lijken juist wonderbaarlijk compleet. De band van zes mannen en één vrouw onder leiding van bandleider D harmonieert al als een Bach cantate, daar hoeft niemand bij. De tien vrouwelijke vocalisten die zich onder leiding van juffen I en E verder willen ontwikkelen, verschillen genoeg van elkaar om het reuze interessant te houden. Toch blijft de vraag wie we missen als een blauw wolkje boven ons gezelschap bewegen. Nu en dan daalt dit wolkje neer en lijkt gesprekken een wending te geven. Slechts twee deelnemers zijn hier voor het eerst, bijna iedereen kent een aantal van de andere deelnemers van eerdere muziekvakanties. We kunnen een netwerk tekenen met verschillende kleuren. Groen voor de nieuwe vriendschappen die ontstaan op onze berg, oranje voor al bestaande verbindingen die verder geïntensiveerd worden. Geel voor de verbindingen met de ontbrekende deelnemer die nog niet is geïdentificeerd. 

Juf I verdeelt de meloen en ham onder een aantal jamdeelnemers, het lege bord wordt gebruikt voor schillen, de maaltijd wordt voortgezet. We proosten, prijzen elkaar om de muzikale prestaties van vandaag en spreken ons vertrouwen uit in de kwaliteit die we gaan neerzetten bij onze optredens op woensdag en donderdag. We hebben hard gewerkt vandaag. Inzingen, workshops en repetities, werken aan nummers en persoonlijke muzikale doelstellingen. Alleen direct na de lunch zijn er plekken waar je geen muziek hoort op La Miana, per slot dienen we rekening te houden met siēsta. Alle overige momenten wordt er spontaan of gepland gezongen, er is altijd wel iemand die wil begeleiden op een gitaar of ukelele. 

Eveliene van La Miana legt uit dat ze zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn, ze verwacht van ons dat we zuinig zijn met energie. Als ik ‘s avonds laat wil lezen op mijn e-reader willen alle insecten in mijn kamer op de enige lichtbron zitten. De e-reader heeft een touchscreen, iedere keer als er weer een langpootmug landt slaat de bladzijde om. Dit is geen doen, ik sluit mijn apparaat en heb alleen mijn gedachten over in het pikkedonker. Ik denk na over het bekende, vertrouwde op La Miana en over de nieuwe toevoegingen om ons verder te verheffen. Nieuw is de cocktailbar, gerund door de kinderen van de eigenaar. Al vroeg in de middag werden we lekker gemaakt met plaatjes van gekleurde drankjes op het zwarte bord. Vanavond konden we kiezen uit sangria, gito of mojito. De aantallen milliliters staan erbij, geen kinderachtige hoeveelheden. 

Ik voel me thuis hier in het pikkedonker in mijn kamer met de grote openslaande deuren naar de veranda. We zijn ver van de gewone wereld. Geen processierupsen, geen buxusmotten. Het wolkje met het raadsel wie er mist is opgestegen naar de bijna volle maan. Ik sluit mijn ogen, ik zie niet minder, toch merk ik verschil. Als ik morgenochtend ontwaak en er weer licht is kan ik naar het eindeloze groen van de Pyreneeën kijken. Misschien zie ik het blauwe wolkje weer terug, maar waarschijnlijk is het niet. Ik zal mijn gele stift terugleggen in het etui.

De weg naar La Miana

Zangjuf E heeft vanmiddag een appgroep aangemaakt en alle achttien deelnemers van ‘Jammen in de zon’ toegevoegd. Nu zijn mijn companen nog niet meer dan namen op mijn telefoon met een eerste uiting van enthousiasme over onze muziekvakantie. Morgen zullen we elkaar, als alles volgens plan verloopt, live ontmoeten boven op een Pyreneeënberg in het voormalig klooster La Miana. Ik ben benieuwd of mijn -nog vage- beelden bij de namen kloppen. Dat is morgen, nu zit ik nog thuisaan de mooi gedekte tafel met mijn gezelschap van overzeese logees en gezinsleden. Ik ben matig tevreden over mijn kookkunsten van vanavond, maar de stemming is prima, er wordt druk in het Engels geconverseerd. Ik zie dochter B steeds enthousiaster worden over een plan om een jaar in Australië te studeren. Haar kleine fladderbeweginkjes om weg te komen van het ouderlijk huis zijn de laatste tijd omgezet naar ferme vleugelslagen. Het einde van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. Er wordt gediscussieerd over de voordelen van de aanschaf van een bootje. Allemaal toekomstplannen, mijn hersens kunnen dat niet goed aan, die zijn bezig met de stress onder controle te krijgen voor de reis morgen. 

Als vakantie-angstige is de avond voor vertrek het moeilijkst. Ik heb ook nog een reuze ingewikkelde reis met treinen naar Brussel, vliegen naar Barcelona, bussen naar bar Anton onderaan de berg. Krantenberichten over overstromingen in Noord Spanje helpen me niet. Ik denk dat iemand een snel muziekje heeft aangezet maar het regent appjes op mijn mobiel. Als ik de kersen ga halen in de keuken kijk ik even. Bij de helft van de jamdeelnemers is de vlucht gecanceled, crisis, paniek! De getroffenen sturen berichtjes dat ze in de wacht staan bij de KLM. Een van de deelnemers schrijft dat ze weinig vliegervaring heeft, iemand legt haar uit wat inchecken is. Opeens lijkt mijn eigen reis niet zo ingewikkeld meer. Tegen het eind van de berichtenstroom is duidelijk dat juf E stevig de leiding heeft genomen op het omboekgebeuren. Dit gaat helemaal goed komen.

Als slechte slaper heb ik onlangs geleerd dat je niet op de klok moet kijken als je ‘s nachts wakker wordt, maar om half vier denk ik daar net te laat aan. Over drie uur gaat mijn wekker. Mijn hoofd stroomt vol met fantasieën, ideeën, raadsels. Sommige wil ik onthouden, de meeste wil ik zo snel mogelijk kwijt.

Het Ryanair toestel is zo basic dat er zelfs geen opbergzak aan de stoelen af kan om spullen in te doen, zoals in mijn geval een laptop, schrift en e-reader. En zou er nooit overgegeven worden bij Ryanair? Of kan het ze niet schelen waar het braaksel van de klanten terecht komt? Personeel is denk ik ook een bezuinigingspost, ik tel drie cabin-crew mensen in deze Boeing 737, allen klein en opvallend skinny. Gewicht is waarschijnlijk een selectiecriterium, scheelt natuurlijk brandstof. De crew wordt geheel teniet gedaan door de familie voor me : vader, moeder en drie zonen, allemaal van indrukwekkend formaat. Het eerste dat er op de uitklaptafeltjes wordt gezet zijn grote bekers met wine gums. De familie lijkt vastbesloten alles op te hebben voor de landing wordt ingezet. Vader claimt alle rode, moeder heeft een voorkeur voor groen. Vlak voor de grote familie worden drie rijen bezet door opgewekte jongens die liedjes zingen over hoeveel ze gaan drinken in Spanje. Ik ga me steeds meer zorgen maken over de ontbrekende braakzakjes. 

Ik bespreek mijn zorgen met de Belgische zusjes naast me die zo praktisch zijn ingesteld. Ze hebben me net verteld dat ze heel close zijn, maar elkaar binnenkort drie maanden moeten missen door de stage van het ene zusje dat dierengedragstherapeute wil worden. Ze gaan afkicken in Barcelona in een quality time week. Ik weet niet hoe ze aan deze dokter Spock termen komen, maar de methode van ergens heel veel van nemen zodat je er afstand van kan nemen lijkt me wel uit haar studieboeken. 

Een van mijn angsten is dat Ryanair vanwege haar lowbudget wezen door de verkeersleiding een vliegroute krijgt toegewezen met extra veel turbulentie. Ik zit al de hele vlucht te wachten tot we eens flink gaan dansen, maar ik heb zelden zo’n tam tochtje meegemaakt. Ah! Het venijn zit in de staart. Óf de piloot is even afgeleid óf hij moet nog flink oefenen, de landing is in ieder geval naadje. De petten van de zingende jongens vliegen door de cabine bij de harde klap en bij het remmen houdt iedereen zijn adem in, zelfs de twee huilende babies. De Belgische zusjes grijpen elkaar vast met ontzette gezichten. Natuurlijk loopt het goed af, anders kan dit blogje er niet zijn. De piloot krijgt spontaan een applaus toebedeeld als dank voor zijn tijdig ontwaken.
Veilig op de grond, het ontspannen kan beginnen. Bus naar Plaça de Catalunya, wandeling door het bruisende Barcelona, extra ontspannend drankje in zo’n hippe Matcha tent. En nu wachten tot het buskaartjesverkoopkantoor open gaat voor het laatste stukje : een bustocht van twee uur naar de Pyreneeën. Nog een paar uurtjes en dan zie ik wie er hoort bij Daphne, Sophie, Benny en de anderen uit de appgroep. Ik hoor weer muziek uit mijn mobiel. Juf E moet nu zoveel communiceren dat ze spraakberichten stuurt. Ze heeft gelijk. 

Nieuwe Spiegelstraat


Ik heb G beloofd mijn kant op te ruimen van ons gemeenschappelijke bureau dat nog van zijn vader is geweest. Het houten blad is in de was gezet, de muur erachter is vers geschilderd, mijn slordige stapels passen daar niet meer bij. Als ik opschiet kan ik daar nog wat aan doen voor we naar Amsterdam gaan. Aan de ene kant is het louterend om dingen weg te gooien, maar ik word er ook mistroostig van. Neem nou  zo’n belastingaangifte, die kun je beschouwen als een samenvatting van het bestaan. Hup, daar laat ik zo een paar jaar van mijn leven verdwijnen in de prullenbak. Een map vol schrijfoefeningen, ooit hard aan gewerkt, weg ermee. De berg ongeopende giroafschriften, waarschijnlijk vol interessante transacties, ik zal er niet meer achter komen.

Traag door de weemoed stap ik naast G de auto in. We gaan een groot beeld wegbrengen naar ‘Kunstzalen A. Vecht’, de galerie van Constant Vecht in de Nieuwe Spiegelstraat. Ik houd van dit soort uitjes, er worden geen bijzondere eisen aan me gesteld, ik heb alle tijd om nog een beetje na te treuren en per slot wachten er nieuwe gebeurtenissen om mee te maken. G had me al een jaar geleden lekker gemaakt over Kunstzalen dat tot de nok toe gevuld is met objecten die Constant mooi vindt. Zijn smaak is erg breed. Hij houdt van Europese, maar ook van Aziatische kunst. Hij houdt van antiek, maar ook van het werk van artiesten die nog in leven zijn zoals bijvoorbeeld G. 

Als we de galerie binnenkomen zit Constant op zijn knieën op de grond en pakt een prachtige houten monnik in voor verzending.  Medewerkers van de universiteit van Groningen moeten vaststellen hoe oud het hout is. Het beeldje heet uit de middeleeuwen te komen, maar Constant vond het verhaal van de eigenaar bijna te mooi om waar te zijn. Hij is kunstliefhebber, maar op de eerste plaats ondernemer. 

Constant komt overeind en wijst de sokkel aan waar G zijn vrouwelijk naakt op mag zetten. We krijgen koffie en gaan rond het kleine tafeltje zitten. Constant praat over zijn opmerkelijke klanten, over wat hij zelf mooi vindt, over wat goede prijzen zijn, over hoe zelden vrouwelijk naakt verkocht wordt. Had dat nou eerder gezegd, Constant, dan hadden we wat anders meegebracht.

We hebben nog een missie vandaag: er zijn klachten gekomen van Landgoed Duin & Kruidberg waar G vier beelden heeft staan deze zomer. Organisator Rita, nog steeds bij niemand geliefd, had gebeld en bevolen dat de sokkels verzwaard moeten worden. Amsterdam verlaten in een auto is nog lastiger dan binnenkomen. Afgesloten straten worden niet doorgegeven, de routeplanner houdt er dus geen rekening mee. De borden beloven een omleiding die nooit komt. We komen tijdens onze pogingen tot ontsnapping steeds dezelfde medeweggebruikers tegen die net zo wanhopig rondcirkelen als wij. In onze laatste poging gaan we in de tegengestelde richting van die waar we naartoe moeten en dat levert na vele kilometers resultaat op. Aan het eind van de middag komen we aan bij het landgoed en vinden een van de sokkels en G’s roestende uil van elkaar gescheiden op de grond. Het beeld is duidelijk omgevallen, maar de omstandigheden kennen we niet. We delen onze fantasieën over de gebeurtenis. Ik denk aan een dronken opschepper die met vol gewicht tegen de uil heeft geleund.  G denkt aan een grote vrouw die met haar achterwerk het beeld heeft omgestiet. Typical. 

Ik ga op een van de loungestoelen op het terras zitten terwijl G de sokkels vult met grind. Ik zit hier heerlijk, het is prachtig weer, mijn cappuccino smaakt me goed. Ik kijk naar G die hard aan het werk is in de hitte en dan naar de luie, bruinverbrande klanten. Een vrouw die eruit ziet als een verbaasde bonbon is het niet eens met de geleverde bestelling. Ik heb medelijden met de lange ober op leeftijd en zijn vrouwelijke collega die zich rot lopen met zijn tweeën. Ik geloof niet dat er onder dit terraspubliek kunstkopers zitten. Wat dat betreft kunnen we de beelden beter bij Constant neerzetten, maar ze staan hier zo mooi in de zon, voor het landgoed waar alle klassieke bouwstijlen in verenigd zijn. Een belastingaangifte vat toch niet álles samen.